Voor ons verslag van de voorgaande dagen, klik hierboven op Western Australia of Northern Territory
We hadden we wekker op 06.00 h gezet omdat we in Mount Isa, als het even meezat, een rondleiding om 10.00 h van de School of the Air mee wilden maken. We deden een cornflakes ontbijt op ons terras, terwijl de kippen over het grind tussen ons en de auto scharrelden en de vogels in de bomen rondom ons uitgebreid aan het zingen waren. In eerste instantie leek de lichtblauw lucht in het westen wat grauw maar zo toonde het bij vertrek niet meer. Net buiten Camoweal begon een gebied van zo’n 140 kilometer wegwerkzaamheden (dat stond vooraf nergens aangegeven trouwens, dat bleek achteraf). Hele stukken over versgestort gravel gereden, een van de weggegleden roadtrain met zakken cement, de zon recht op het voorruit, wagens die water over de verse gravel spuiten (lekker tegen het stof, balen als je pomp van de ruitenwisser het niet doet en je ondertussen je waterflesjes over de voorruit moet gooien). Koppelstjes witte papagaaien in de lucht. Tweebaansverkeer over een smalle eenbaans strook asfalt. De aanleg van glasvezel langs de weg. Vervolgens reden we over een lange weg, waarbij er alleen op de korte, vlakke stukken tweebaans asfalt lag. De véél langere stukken rollercoasterweg, over molshoopheuveltjes, was dan een smalle eenbaans mat van asfalt. Zeker met de tegemoetkomende roadtrains moet je dan helemaal in de gravel-zijkant van de weg duiken, zodat zij mooi op het asfalt kunnen blijven en er minder kans is op ruitschade als ze gepasseerd zijn. Links en rechts van ons kleine kolommen wildfires. Grote kuddes enorme sprinkhanen op de weg (en op de parkeerplaats), ze zwermen voor de auto uit. Links van ons ontstond een enorme kolom van rook, die later in Mt. Isa nog te zien was aan zijn lange afgevlakte vlag van rook.
In Mt Isa was het echt nog wel even zoeken naar de School of the Air. Even over 10.00 h stapten we daar binnen, waar we de enige bezoekers bleken te zijn en kregen dus een privé rondleiding door Anette Moes, een dame met een frisse open blik en een van de leraressen van de school. Ze vertelde dat er 7 van dit soort scholen zijn in heel Queensland en het gebied dat deze school bestrijkt is enorm. Deze school zit hier sinds 1992. Er worden regelmatig dagen georganiseerd voor de kinderen, waarbij dan meestal de hele familie meekomt om nader kennis te maken en de onderlinge banden te verstevigen. Er blijken ook 2 leraren continue onderweg te zijn binnen het gebied om de kinderen in hun ouderlijke omgeving te zien en ze verblijven daar dan ook een dag of wat. We konden even een lopende les meemaken in een kleine studio, waar Miss Wyona les gaf in rekenen aan drie kinderen van 8 jaar, Brontië, Ellen en Courtney. Ze toonde ons even later het computerscherm waarop staat wie er momenteel deelnemen aan de les, die via de telefoon gaat en niet meer via een radio. Tekeningen met als thema ‘colours of the wet season’ sierden de wanden van de kleine studio.
Onze volgende stop werd Cloncurry. Alhoewel we nog maar ruim 100 km hadden gereden op de volle tank vanaf Mt. Isa en je de afslag naar Normanton eerst passeert, besloten we toch Cloncurry in te rijden om daar te tanken en koffie te drinken, we voelden ons allebei best wel moe. In het Shell station bleek een zootje inteelt aan het werk te zijn en de sfeer was niet echt ontspannen. We namen koffie en een bakje fruitsalade en in de auto zou ik het Mediterrane brood uit Mt. Isa met kaas gaan beleggen. Paul checkte ondertussen de bandenspanning en het oliepeil. Nou, helemaal gesettled voor het volgende deel van onze reis naar het noorden startte Paul de auto: Een AFGRIJSELIJKE geluid kwam er onder de motorkap vandaan, een soort gegil van metaal op metaal, het klonk weerzinwekkend. Paul liep meteen naar de overkant van de weg, waar een garage is. We reden de auto er langzaam en met veel kabaal naar toe. Een wiel waar de V-snaar overheen loopt bleek gebroken. Dat wiel blijkt van plastic te zijn! Ongelooflijk, wat een ballenkar. En daardoor ligt de airco, de stuurbekrachtiging en het opladen van de acco eruit. Veel heen en weer gebel met Bruno en John, de eigenaar van de garage. Uiteindelijk blijkt er in Mt. Isa een dergelijk wiel te liggen, maar onder geen beding gaan wij met déze auto terug naar Mr. Isa. Maar Bruno begint na te denken, heeft een kennis is Mr. Isa en hij regelde dat die het onderdeel direct naar hier zou rijden. Over twee uren zou hij hier zijn en zou John tijd voor ons inruimen, zodat de auto aan het einde van de middag gerepareerd zou zijn. Stuck in where-the hell are we? De eerste deuk is in de zijkant zit er nu echt in. Volgens John konden we heel langzaam en alleen korte stukjes kunnen rijden met de auto en moesten we maar op zoek naar accomodatie. We boekten daarom maar een cabin op de camping aan het einde van het dorp. Met $ 40,00 per nacht is dat nog betaalbaar. Maar toen we de auto startten om haar naar de garage te brengen, ontstond er weer een hoop kabaal onder de motorkap. Nu bleek er een set van twee wielen afgebroken te zijn. Aangekomen bij de garage bleek dit de ‘aluminium fan belt tension’ te zijn, een automatische veer voor de V-snaar. En die blijkt helemaal nergens op voorraad te zijn. Uiteindelijk in Brisbane, ze worden morgenochtend ingevlogen naar Mt. Isa, en met de lunchtime delivery hier afgeleverd, waardoor de auto rond 14.00 h gerepareerd zou kunnen zijn. Wij planden meteen dat we dan mogelijk door kunnen rijden naar het Wills & Burke Roadhouse, 200 km naar het noorden. Stuck in Cloncurry, where the fuck is Cluncurry?
We hebben de afgelopen nacht op bed nog grapjes liggen maken, zo wat kan er nog meer gebeuren: De onderdelen komen niet aan vandaag. Allemachtig, wat is het al zwaar warm om half 9! Daarna werd het ongeveer 4 uur met onze ziel onder de arm wat rondhangen in bustling Cloncurry. Het werd tegen 14.00 h en we hadden nog nix van John gehoord. Op het moment dat de forse hamburgers in het lunchcafé eraan kwamen ging de telefoon: John meldde, dat de onderdelen NIET waren aangekomen en dat ze dat defenetly morgenochtend wel zullen doen. Wat zeiden we vannacht? We konden er al niet eens meer boos om worden. Wéér een verloren dag. Dat zijn er al 4 deze week. Op deze manier moeten we ons bijna zorgen gaan maken of we wel op tijd in Sydney aan zullen komen zonder gehaast langs diverse plaatsen, die we willen bezoeken, te gaan rijden. Met alle verloren wachtdagen opgeteld is dit dag nummer 11. En dat op een huurperiode van nog geen 2 maanden!
We checkten nu maar in in de Gidgee Inn, tegenover de camping van gisteren. En dat blijkt een goede keuze: Een ruime kamer, mooie sfeervolle verlichting, mooie inrichting, fluisterairco plús fan, een ruime badkamer met mooie ‘douchegang’ en natuurzeepjes, zowel vloertegels als een stukje tapijt en natuurlijk roodbruine muren. De buitentemperatuur moet over de 40 graden zijn, als de kamer met 30 graden koel aanvoelt! We zijn gaan eten in het bijbehorende restaurant. Een vriendeijke bediening, érg lekker eten en goede wijn. En een leuke beschrijving van deze gebouwen, die zoveel mogelijk met lokale materialen zijn gemaakt. De grote palen, die een soort ‘vierkant’ vormen in het restaurant, zijn van een oude spoorlijn-brug hier uit de omgeving, de vloertegels in de kamers wijzen naar de plaatselijke bergen en de geelgroene stukken tapijt naar de Spinifex grasvelden. Zelfs de restauranttafels zijn van plaatselijk hout gemaakt. De muren zijn niet zomaar rood-bruin geschilderd beton maar zijn gemaakt van een mix van plaatselijke gravel, zand en klei en er zit maar 6% witte beton in.
Dat was twee uur lang heerlijk ontspannen eten en de boel een beetje uit laten kristaliseren. Het is verdorie onze wereldreis! En als we bedenken wat voor moois we al allemaal gezien en gedaan en gekocht hebben, dan moeten we toch echt de auto-ellende naar de achtergrond te zetten. Over een week hebben we een andere auto. We krijgen allebei wel een beetje het idee van: We zien wel wat er nog meer kapot kan gaan, als het ons maar niet wéér dagen gaat kosten. In ieder geval zijn we vanavond goed aangekomen, fijne kamer, heerlijk diner. Nou, als het goed is kan de auto morgen rond 11.00 h ingeleverd worden bij John, dan hebben we nog goede kans uit Cloncurry weg te komen morgen. In goede hoop...................
Nog voordat onze wekker afliep, belde John, dat de onderdelen al binnen waren. Dat was nog voor 8 uur. Paul is uit bed gesprongen en is naar de werkplaats gereden. Toen we om 10.00 uur aan onze mooie tafel aan een bakkie koffie zaten en we de auto voorbij zagen komen. Dus Paul bracht John weer even terug naar de werkplaats. Wij konden weer verder reizen.
Rond 11.00 h verlieten we Cloncurry over lange stukken eenbaansweg. Eerst fletse kleuren, zowel het geel van de graslanden als de lucht die niet knalblauw was. Maar allengs leek het langs de weg natter te worden en werd het groener. Het landschap waar deze Burke / Matilda Highway doorheen gaat is licht heuvelachtig. De bewolking neemt wat toe. We kruisen allemaal droge creeks. Wel steeds meer bomen met geel gras ertussen. Dirtroad-afslagen naar de verschillende homesteads. Scherpgepunte terminetenheuvels. Brede banen rode aarde langs de enkelbaans asfaltmat. Koeienkarkassen in de berm, sommige teruggebracht tot de essentie: Een stapel kale, door de zon wituitgebleekte botten. Als er al een tegenligger is, rijden beide auto’s met hun linkerkant de gravelberm in. En als er een roadtrain passeert, dan ga je helemáál met je auto de berm in, éven wachten tot ‘ie gepasseerd is vanwege de steenslag en dan weer optrekken. Veel veerekken waar je overheen rijdt. Na een kleine 200 kilometer tanken we bij Burke & Wills Roadhouse, dit was het roadhouse waar ik het meest nieuwsgierig naar was. Het klinkt zo stoer, staat in de middle of nowhere en is richting de Golf van Carpentaria: Met andere woorden, het klinkt super exotisch. Hele kuddes kraaien-jonkies dronken water uit een plas, een roadtrain met drie enorme aanhangers vol hooibalen tankte. Het moidje achter de counter was niet echt vriendelijk ondanks het feit dat er buiten een bordje hing met de opmerking, dat de outback niet onaangenaam gemaakt werd door de vliegen, het gebrek aan water of de hitte, maar door onvriendelijke mensen ! Ook binnen, waar we koffie dronken, waren er gristelijke spreuken aan de wand. Een enorme fan probeerde wat koelte te blazen. En van de pciknickplaats mocht je geen gebruik maken als je geen eten uit de bar had gehaald.
Na de Burke en Wills Roadhouse (waar we tegen 14.00 h weer vertrokken) was de eenbaans asfaltlap wat minder strak gelegd, maar toch ook weer met verschillende stukken tweebaans asfalt. We reden Carpentaria binnen. Een steeds wisselend landschap. Eerst een heel bos van eucaplyptusstruiken met geel gras ertussen, dan weer enorme gele graslanden met kuddes koeien. De ongelooflijke wijdsheid van het landschap, helemaal verlaten, alleen af en toe een kudde bruine of witte koeien of een Wedged Taile Eagle op een vers aangereden kangeroe.
Opeens veranderde de grond naast de weg van roodbruin in grijs. En opeens waren er zeeën van grijze termietenheuvels aan beide kanten van de weg als onafzienbare kerkhoven met honderd-duizenden grafzerkjes. Een beetje een luguber gezicht. Een knalwitte gumtree met drie kale omhoogreikende takken als een omgekeerde bliksemschicht in het landschap. Tegen 15.00 h begon de bewolking af te nemen. Hier en daar deed een resterende wolk een poging om uit te groeien tot iets groters maar ze werden allemaal afgetopt. Sinds het roadhouse zijn we tot aan Normanton maar 3 roadtrains (en één plakker) tegemoet gekomen, en dat in twee uren tijd ! En zelfs helemaal geen meeligger gezien !
Rond 16.00 h reden we Normanton binnen, het dorp toont aardig, brede middenberm met veel groen en bloeiende bourgainvilles. Even getankt en daarna doorgereden naar Karumba. Net buiten Normanton een volle Normanton River met een parallelle brug om te vissen. Een heel knappe tweebaans geasfalteerde weg. Na eerst ongeveer 40 kilometer door bosgebied met koeien erin, rij je de wedlands binnen. De lucht ius hier wat heiiger, verderop zie je ook een bosbrand. De weg ligt iets hoger dan het land eromheen. Dit zijn de wedlands van de Golf van Carpentaria: Hele stukken zand- of kleiplaten, hier en daar een kreekje met wat water, wat lage, grauwe, grasachtige begroeiing (zou er zeekraal groeien in de tropen?) met koeien en heel veel vogels. Hier zagen we voor het eerst Brolga’s, enorm grote blauw-grijze vogels met een rode vlek bij de keel, ze lijken op emu’s of struisvogels, zo groot. Maar ook reigers, verschillende soorten ibissen en Jabiru’s. Een grote kale vlakte tegen de zon in naar het westen.
Op weg naar Karumba passeer je een golfcourse met slechts hier en daar een plukje gras maar het was er bómvol met grazende wallabies. Iedere automobilist zwaait hier. We reden recht aan op de Karumba Lodge Hotel, waar we een kamer boekten. Het meisje van de recpetie zei dat ze een van de nieuwe eigenaren was, ze waren hier nog maar drie maanden en moesten erg hard werken om het gebeuren draaiende te houden. De kamer is niet echt je dat, ook niet echt schoon, veel onderdelen afgeschreven, hoogste tijd voor een nieuwe look. Het lijkt het geld niet echt waard. Maar het uitzicht is enorm: Een eigen veranda met uitzicht over de Normanton river, die even verderop in de Golf van Carpentaria uitmondt (die helaas net niet te zien is). We hebben genoten van een flesje mango champagne. Links van ons zo’n fantastisch mooie rode-bloemen-boom met zaadlobben als zwaard-foudralen, voor ons de rivier met de mudflats en de mangrovebossen aan de overkant, dobberende vissersbootjes. En een bord: Crock-area, niet zwemmen en héél voorzichtig je bootje te water laten. We besloten nog even een rondje bustling Karumba te doen. Alleen: De straten die op onze kaart staan, kloppen niet met de route die we rijden, terwijl de route eigenlijk precies op de kaart lijkt te staan. We passeren een industriegebied en een barramundi-kwekerij, en die staan ook niet op de kaart. Paul besluit een stuk terug te rijden, voorbij de golfcourse, omdat daar nog een afslag is. Daar blijkt nóg een Karumba te zijn, maar daarover wordt je helemaal niet geïnformeerd. Het blijkt dat hier wat meer bustle is. Ook het beroemde Sunset café. We keken even bij de strandopgang: Ook hier een krokodillenbord: Géén strandwandeling dus! De drooggevallen mudflats liggen te schitteren in de ondergaande zon. Achter de monding van de Normanton River zie je de uitgestrekte mangrovebossen. Heel veel palen in de Golf voor het sturen van de vissersboten tussen de zandplaten door. En rechts de uitgestrektheid van de Golf van Carpentaria! En de mango’s hangen hier bij honderden aan hun lange draden aan de bomen, niet meer groen zoals we ze zagen op weg naar Kakadu, nee ze zijn nu rijp, zacht geel met blozend roze.
Er liepen minder wallabies over de golfcourse, we zagen Red Tailed Black Cockatoos, een Jabiru, een Brolga die nog nét voor onze auto een enorme sprinkhaan van de weg af pikte en een hele kudde witte Corella’s die midden in het dorp aan het grazen was. We hebben bij een strandopgang over het water gekeken, de grote zandbanken en de uitgestrekte mangrovebossen bij de riviermonding, een leeuwerikje hoog in de lucht een een Gonzo Ibis even verderop. We gingen koffie drinken op het terras van de Sunsetbar, ook weer zo’n enorme, open bar. Zittend onder een tabaksbladeren-boom met mooie groene zaden met uitzicht over de Golf van Carpentaria. Een tropische vogel zong luid boven onze hoofden, een kite ging rustig door z’n pootjes heen en zat zo een hele tijd op hete strand, pelicanen zwemmen tusen de mudflats door, visdiefjes duiken tussen hen door. Twee Rainbow Honey Eaters in een boom even verderop. In een mangrove-bosje voor ons zitten vogels met een gele buik, rode wangen en bruine bovenveren. Het tij valt snel, je ziet steeds meer mudflats droogvallen. Twee volledig aangeklede kerstbomen in de bar.
In Normanton toerden we wat zijwegen af, kwamen zowaar bij een ziekenhuisje, maar ook in residential areas. Het is een enorm gezicht als je Brolga’s ziet landen, een soort 747 met lange bungelende poten. We bezochten het station, waar de Gulflander twee keer per week vertrekt. Het treintje staat aan een echt perron en daar achter staan houten treinwagens die dermate vervallen zijn, dat ze zeker 100 jaar oud moeten zijn. Ook ‘wonen’ er twee Brolga’s, Gregory en Mrs. Peck, die je kunt sponsoren. Het ziet er goed onderhouden uit, helemaal in ouderwetse stijl. De wind is als een warme föhn hier. We zijn nog langs een replica van de grootste krokodil ter wereld gereden, die hier in de rivier gevangen is en die 8,63 m groot is. Daarna nog melk gekocht in een piepkleine supermarkt mét benzinepomp voor de deur.
Het regende, maar niet heftig, toen we tegen half tien Normanton verlieten, weer de Savannah Highway op. Al gauw kwamen we in een groot gebied met zwartgeblakerde bomen. We passeerden Critter Camp, daar stopt de Gulflander trein als ‘ie één keer per week z’n touristenrondje rijdt. Hij komt dan tot hier en volgens de brochure kun je hier dan in een real outback experience barbequen. Nou, zeiden we al tegen elkaar, die bbq is gelukt (gezien dde zwartgeblakerde en nog steeds naar brand ruikende omgeving! En bovendien, outback experience? De highway loopt er pal langs.
Tot aan Croyden, 150 kilometer van Normanton, zijn we 10 tegenliggers tegengekomen en niet één meeligger. Croyden bleek één vierkantje te zijn met nog een paar verspreide woningen rondom. De touristoffice bleek gesloten maar had hele rekken met allerhande folders op de overdekte veranda staan. We gingen terug naar het begin van het dorp om te tanken en koffie te drinken. Bleek dit nou net de oude General Store te zijn, die je overal in de folders tegenkomt. Volgens het bord The Oldest Store In Oz. Zelfs de dame achter de counter is dezelfde. Het is een ongelooflijke verzameling van artikelen die ze verkoopt, inclusief auto-onderdelen. Een sfeervol, hoge houten Malle Pietjes winkel, waar de mevrouw duidelijk de baas is. Twee cappuccino werden met zorg met twee soorten gemengde koffie gemaakt en we dronken het voor de winkel aan de weg op. Daar deed een andere reiziger verwoede pogingen z’n tripod hond (drie poten) in z’n auto te fluiten, inclusief wegrijden en weer terugkomen, het beest bleef liggen waar ‘ie lag en hij reed uiteindelijk maar door. Een paar Aboriginal moidjes hadden hun eigen boodschappen te halen, prachtige, nieuwsgierige blikken. We hebben nog uitgebreid in de winkel en het aanpandige ‘museum’ gekeken. De mevrouw zette nog vriendelijk alle deuren tegen elkaar open, want het is ‘rather stickey today’. De verzameling ‘bende’ is ongelooflijk. Ijzeren meuk afgedekt door een dikke laag stof (denk aan strijkijzers), kinderkleertjes uit 1929 in plastic overhangers en foto’s op een tafel, ook onder een laag plastic, waarop ook een hele laag bruin stof lag, oude flessen en zelfs in de mijnen gevonden fossielen. En toch, de vriendelijkheid van de mevrouw tijdens een gesprek maakt dat het allemaal vertedert. Ze vertelde dat ze deze tent 20 jaar geleden heeft gekocht, we schatten dat ze toen in de 40 moet zijn geweest. Zoals ze er zelf bijloopt, met haar brilbrug gerepareerd met een plakbandje, nog maar een paar tanden in de mond en een ouderwetse jasschort, is ze zelf bijna een museumstuk. Ze vertelde dat Croydon (ondanks een ongelooflijke omvang en rijkdom tijdens de goudkoorts 1800-zoveel) nu alleen nog maar iets met toerisme kan doen. En dan heb je alleen nog maar de winkel en een paar oude gebouwen, die gerestaureerd zijn, en een ‘opgraving’ van een Chinese tempel uit de goudtijd. Er is verder gewoon nix hier. Dat het vroeger zo’n ontzettend bruisend geheel moet zijn geweest, met zelfs 33 hotels ! Nu staat alleen het Club Hotel er nog.
De weg werd steeeds meer Developmental: Héle stukken éénbaansasfalt, als een losse lap over het licht heuvelige landschap gedrapeerd. En nog even voor de statistieken: In totaal over 300 kilometer, tussen Normanton en Georgetown zijn we 19 auto’s tegengekomen.
Direct na Georgetown begint de Newcastle Range. Een heuvelachtiger en een stuk hoger landschap met heuvels tot 1 km hoogte. Ook hier weer één lange eenbaans asfaltmat. Op een gegeven moment kwamen we een bocht om en kijk je zó het oude vulkanen landschap in. Overal toornen beboste oude vulkaankegels boven het groene landschap uit. Veel koeien hier, niet alleen achter de hekken maar ook heel veel langs de kant van de weg en zelfs óp de weg. Dat was geconcentreerd rijden want die lummels horen je aankomen en dan beslissen ze alsnog even over te steken. We snappen nu de uitdrukking ‘stomme koeien’!
In Undara village besloten we onszelf te trakteren op een verblijf in een van de treinwagonkamers. En alhoewel ik bang was dat de gaap-folderfoto’s met hun eeuwig gelukkig lachende koppeltjes een verkeerd beeld zouden geven, viel de kamer absoluut niet tegen. Eerlijk gezegd, hij is ZOOOOOOOO leuk! Sfeervol, klassiek, schoon, ruim genoeg en met op de kop van de wagon een kleine badkamer die we in feite voor onszelf hadden want de overige kamers in het zelfde voertuig (een 4-persoons en een 1-persoonskamer) waren niet verhuurd. We zijn eerst gaan zwemmen in de ‘billabong’ het kleine maar zeer aangename zwembad. Daarna heerlijk uit eten gegaan. Als reden vonden we het feit dat we vandaag 2 maanden in Australie zijn, een goed moment om te vieren. Ook hier zijn een paar treinrijtuigen omgebouwd tot kleine restaurantkamers en een groot terras dat door een groot doek is overdekt en waarin centraal de keuken staat.
Dat was me een vogelconcert om 05.00 h. Allerlei vogels die we denk ik nog nooit eerder hebben gehoord, het leek wel of er apen tussen zaten ! Wát een kakofonie! Maar wél ongelooflijk natuurlijk! We stonden om 07.00 h op en een half uur later liepen we door het bos naar de ‘bush-breakfast’ waarvoor we ons gisteren hadden ingeschreven. Je zag het rookkolommetje van het vuur al omhoogkringelen. We bleken vooralsnog als enigen te zijn. Zitten op liggende boomstammen en de staande boomstammetjes dienen als tafeltjes. Een ketel boven het vuur, een koffiekan in het as, ijzerdraad waartussen je je boterham stopt om boven het vuur te roosteren, een tafel met allerlei soorten cereals, fruit, sju en jams en bij de goser die erbij stond keuze uit eieren, bacon en backed beans. Helaas wel veel vliegen hier maar het sfeertje is grappig, een outback ontbijt bij een heerlijk geurend houtvuur, een zeurende kraai boven onze hoofden en een lichte wind door de bomen. De goser die erbij zat (en die eigenlijk wel wat meer ‘gastheer’ zou mogen zijn) dacht dat we uit Zuid-Afrika kwamen. Dat hebben we nog niet eerder gehoord. We zagen we een weghoppende kangeroe met jong toen we nog zaten te eten, maar lopend naar onze treinwagon lagen er wel tien kangeroes langs het pad, waarvan het gros een klein jonkie bij zich had! Wat een súpergaaf gezicht, die pieperdepiep kleine kangeroes die bij hun moeders lagen. En alles bleef heel rustig liggen toen we heel stil passeerden. Ze vallen bijna niet op met hun grijzige, lichtbruine vacht. We hoorden trouwens later dat een goed regenseizoen wordt verwacht, omdat heel veel kangeroevrouwtjes jongen hebben. Ze schijnen hun conceptie zelf te kunnen bepalen en zorgen dat dat gebeurt als er voldoende voedsel en water wordt verwacht. Het schijnt een heel goede aanwijzing te zijn voor een goed nat regenseizoen!
We meldden ons bij de receptie voor de half-day-tour naar de lavatubes, die werd gegeven door David. Hij reed ons (totaal een groep van 8) in een busje door het savannelandschap van geel gras en bomen. Hier en daar herinnert een stapel zwarte basaltblokken je aan een vulkanische geschiedenis van dit gebied maar erg overduidelijk zie je geen overblijfselen. Dat verandert als je stopt bij de ‘ingang’ van een lavatube. David vertelde ondertussen dat dit lavaveld met z’n 1550 vierkante kilometer het grootste ter wereld is. Voordat het land werd bedolven onder de lava van (als eerste) de Undara vulkaan bestond het uit roze graniet. Je ziet er nu nog kleine heuveltjes van, waar de lava omheen is gestroomd.. De eerste tube die we bezochten was de Road Tube. Een kort pad leidt naar een aantal trappen en je kijk zó een groot donker gat in. Ongelooflijk, wat groot! In de grot kon je de horizontale stroomlijnen van de verschillende lavas zien lopen langs de wanden. Undara heeft dit gebied wel als eerste overstroomt maar later is er ook nog lava van andere vulkanen door de gangen gestroomd. Dat heeft duizenden jaren geduurd! Vanwege de naar binnen lopende prut gedurende de natte periodes, is de buis al voor de helft gevuld met modder, een gave, gladde laag modder. Die laag moet volgens boringen 14 meter hoog (diep) zijn. Men heeft uitgerekend dat de laag 20 cm per 1000 jaar groeit, waardoor de ouderdom van de buis te berekenen werd. Ook zijn bij zo'n boring halverwege botten gevonden. De verwachtingen zijn hooggespannen: Men hoopt als ze volgend jaar gaan graven, botten aan te treffen van de al lang uitgestorven, vleesetende super-kangeroe (waaraan wordt gerefereerd in oude Aboriginal rotstekeningen in de Kimberley) of van de Protodont (o.z.i., de enorm grote possum).
Daarna reden we met de bus naar de Stevensons Tube. Hier was duidelijk de regenwoudbegroeiing te zien, die heel plaatselijk staat op de plaats waar het plafond van een deel van de lavabuis is ingestort. Vanuit de lucht kun je zo het patroon van de lavabuizen volgen: Daar waar de stukken plafonds zijn ingestort, heb je kleine stukken regenwoudbegroeiing. De Boab-achtige boom die bij het pad stond, blijkt een Queensland Bottletree te zijn. We zagen een klein wallabi-vrouwtje met jong (Joey’s worden die genoemd) en een vreemde boskalkoen, die al heel lang driftig bezig is om nesten te bouwen, die door de vrouwtjes goedgekeurd moeten worden. De Fig bij de ingang moet al duizenden jaren oud zijn. In een echt regenwoud zou ‘’ie dan al vier keer zo groot zijn, hier krijgt hij maar één keer per jaar, tijdens de Wet, een hoeveelheid water. Halverwege de boardwalk zag je nóg wortels van die zelfde Fig in de grot lopen. David testte eerst de lucht bij het binnengaan van de grot: Even verder in de grot bleek de lucht inderdaad minder zuurstofrijk vanweg het feit, dat er geen luchtstroom staan. David wees ons op een piepkleine, zwarte Eastern Horseshoe vleermuis die aan het plafond hing, je moest echt weten waar je naar keek, zo klein was ‘ie. Buitengekomen werden we nog gewezen op de Scrub-On Tree (of refrigerator tree, iron wood) die inderdaad heel koud aanvoelt, het blijkt heel hard hout te zijn dat z’n temperatuur heel goed vasthoudt. Ook de basket-spinnewebben, die horizontaal als mandjes worden geweven, zodat ze vallende blaadjes opvangen die weer beestjes aantrekken. Makkelijk gevangen maaltje voor de spin! Tussen twee ingevallen plafonds was nog een stuk plafond blijven staan, die als een soort natural bridge tussen twee stukjes regenwoud stond. Wat een hoogteverschillen evengoed !
Daarna liepen we de Ewamin tube in, waar je aan het einde van de boardwalk goed kon zien hoe snel het donker wordt binnen zo’n lavabuis, prachtig ! De meest geaccepteerde theorie over de lavastromen is dat de lava een oud rivierengebied heeft gevolgd. In een van de bochten was goed te zien, dat de lava langzaam door de binnenbocht was gestrooomd (dikkere afzeting) en sneller door de buitenbocht. Ook splitst deze lavabuis zich in tweeën, om even verderop (maar daar zijn we nie geweest) weer samen te komen. In feite kan dat in de rivier een eiland zijn geweest voordat de undara uitbarstte. We reden daarna naar een uitzichtspunt even verderop. Vanaf daar had je uitzicht over het groene landschap en waren er drie verschillende vulkanen goed te zien. Rechts stond de afgevlakte Kulkani, de pyroclastische vulkaan die z’n top eraf geblazen heeft. Daarnaast stond een shieldvulkaan, die Silent Hill heet. Om nog steeds onverklaarbare redenen zijn er helemaal geen vogels op die heuvel. Er zijn geen Aboriginalverhalen bekend over kwade geesten of zo en wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat er bijvoorbeeld ook geen giftige gassen of zo zijn. Helemaal links staat een duidelijke vulkaan pyramidevorm, maar die is zijdelings uitgebarsten (net als Mt. Helens).
Even over 13.00 h reden we weg vanaf Undara, we hebben het hier heel aangenaam gehad. Hadden makkelijk langer willen blijven maar we beginnen een beetje tijdsdruk te voelen vanwege de verloren autopech dagen. Het laatste stukje Gulf Developmental Road naar de Kennedy Highway. van die Highway verwacht je dan ook iets, maar het bleek wederom één lange enkelbaans asfaltmat te zijn. Alleen hier gelukkig geen loslopende koeien meer. Maar onze B-wegen zijn beter ! Af en toe uitzicht over de lichtblauwe heuvels / vulkaankegels in het landschap. We komen tot de conclusie dat we onze plannen voor de rit naar Sydney aan moeten passen. Deze weg staat op de kaart als een brede rode weg, maar bleek voor een groot deel nog Developmental te zijn. Hoe staat het dan met alle wegen aan de westkant van het gebergte ? Als je dan op een dag 400 kilometer kunt rijden ben je al koopman op dit soort wegen! Wat ook opvalt: Opeens rij je door bewoond gebied. Met grote regelmaat zie je opeens huizen tussen de bomen staan. We hebben nog niet eerder zoveel verspreide bebouwing gezien. Bij Ravenshoe zien we de eerste windmolens hier (het blijken later de enige in noord Queensland te zijn). We zijn gaan kijken omdat het zo grappig toont: Bij ons is alles op één hoogte, in dit heuvelachtige gebied zie je niet een windmolen boven de grond uitkomen, waarop een grote windmolen staat.
Het landschap bestaat uit korte, steile afgegraasde heuvels gecombineerd met echte hoge-bomen-bossen-zonder-geel-gras-ertussen maar wel met varenpalmen. Zowel grazende kuddes als onderhouden akkerbouwlanderijen. Het is echt zó anders hier vergeleken met een uurtje geleden ! Paarse bomen vol in bloei, scherpe bochten en steile korte heuvels. En opeens rij je weer door begraasde heuvels heen. Het doet ons denken aan de Ardennen of de Pyreneen, met aan de horizon grote bergtoppen van waaruit wolken lijken op te stijgen. Maar als je dan buiten de auto staat foto’s te nemen, hoor je tropische vogels zingen. Het is een vreemde combinatie. Het is ontzettend afgewisseld hier. Mooie oud-houten hekken. Een bord met waarschuwing: Overstekende tree-kangoeroes. Het is zó groen hier.
Paul besloot de auto van de weg af het Mt. Hypipamee N.P. in te rijden. Daar zagen we een waarschuwingsbord met een ons totaal onbekende vogel: De Cassowarie. Het blijkt een overblijfsel uit de dino-tijd te zijn en met uitsterven bedreigd, maar hier nog steeds aanwezig. We gingen de wandeling maken naar de krater, die voert door echt regenwoud, wauw! Vreemde zangvogels, enorme hertshoorns aan hoge stammen en ficussen als bomen. De krater blijkt enorm diep te zijn (58 meter) bedekt met kroos maar met daaronder nog tientallen meters water en eeen schuin weglopende lavapijp, waardoor ooit lava is gekomen die pyroclastisch is uitgebarsten. De lavapijp blijkt de schuine uitloper te zijn van een gedoofde vulkaan verderop. Daarna liepen we naar beneden naar de watervallen in de beek van de Barron River, die in de buurt van Cairns uitmondt in zee. Verschillende watervallen met horizontale gedeeltes ertussen. Knal roze bloemetjes tussen de waterstromen. Het is heerlijk koel hier.
Terwijl Paul bijna anderhalf uur in het Internetcafé de website bijwerkte, ben ik bruisend Atherton ingegaan. En toegegeven, het ziet er erg leefbaar uit, leuk winkelcentrum, mooie middenberm met veel groen, palmen én kerstversiering en er wordt al voor het zebrapad gestopt als je alleen al dénkt aan oversteken. In een soort Giraffe-winkel met veel kerstmeuk klonk Jingle Bells in disco-uitvoering, jemig, wéten ze hier wel wat sneeuw is ? Aangenaam dorpje !
Rond 11.00 h vertrokken we uit Atherton. We passeerden bananen-, lychee- en mangokwakerijen. Verkoopstalletjes langs de weg met zowel fruit als groente. Af entoe zowaar een beetje regen ! Als de weg een stukje langs Lake Mitchell gaat zie je veel watervogels langs de weg. Het lijkt al een overstroomd stuk grasland, geen echte oever. En opvallend: De afstanden zijn zó kort hier. We waren natuurlijk al zó in Mareeba, en vanaf daar door naar Mossman. De heuvels rechts zijn van de great Dividing Range, die je overgaat bij Julatten. Het is hier ZO ongelooflijk groen ! Vreemde palmen, varenpalmen, bloeiende bomen in paars, roze, oranje, rood of geel. Knallend lila bourganvilles langs de weg, diepe kleuren groen. Net voorbij Julatten een ontiegelijk mooi uitzicht over de heuvelachtige vlakte voor ons, rechts daarvan de Coral Sea (Grote Oceaan) en aan de horizon hoge bergen met hun toppen in de wolken. En HÉÉT ! De zon brandt hier letterlijk op je huid en je ruikt de zware vochtige hitte. Krekelkoren vullen de lucht. Zwáár ! Daarna volgde de Rex Range Road, bocht-na-boch-na-bocht en niet harder dan 30 km slinger je de berge af naar beneden. De bijna vertikale wanden zijn tóch begroeid. En onderaan de weg staat een bord: Sugar Cane Country: De vlakte voor ons toont hele velden suikerriet. Bij de afslag Mossman of Cairns zie je ook het supersmalle railtje voor de sugarcane treinstelletjes. Verderop bij Caltex kun je unleaded met 10 % ethanol (een suikerproduct) tanken. In Mossman namen we de afslag naar de Mossman Gorge. Gelukkig is het hier een stuk minder heet dan daarboven. Het ziekenhuis hier is gebouwd in hacyenda-stijl. Er staan ENORME mangobomen langs de weg, de zijkant van de weg is bezááid met gevallen mango’s, het wegdek is één laag mango-jam, allemaal kapot gereden mango’s ! Ongelooflijk ! Bij de Mossman Gorge is ook een Aboriginal Community met een eigen Visitor Center. Er hing mooie kunst (mooi met krokodillen, schildpadden en platypusses) maar helaas way-way overpriced. We hebben gepicknicked in de buurt van de Gorge, kamerplanten als bomen, het was er best drukbezocht. De donkere wolken hingen zwaar over de heuveltoppen toen we de zonnige vlakte naar Mossman terug reden. Zéldzaam zwart. En grote opbouwende wolkencomplexten in het noorden.
De echte Mossman Railway blijkt een klein treintje met karren vól versgeoogste rietsuikerstaven. Mooie chique huizen tussen palmen op de heuvelflanken. Diepblauwe zee rechts van ons met veel schuimkopjes. Bij Wonga Beach hadden we weer regen. Enorme, uitgestrekte rietsuikervelden klemgelegen tussen enerzijds de oceaan en aan de linkerkant in de verte de beboste heuvels.
Bij de ferry over de Daintree River hoefden we niet lang te wachten. Met die regen dacht ik nog: Straks op het water even een jasje aan. Nou, dát was niet nodig, hot and humid, palmen en een kwetterende club karakeets die overvloog en vreemde tropische vogelgeluiden uit het bos. Gelukkig was het toen al weer droog. Tien minuten later stonden we zelf aan de overkant. De rit door het park is ontzettend slingerend en gaat heel langzaam. Je passeert diverse B&B’s en andere verblijfsplaatsen, maar ook het informatiencenter, boardwalks en het strand. Er valt hier nog veel te bekijken.
We arriveerden bij Rainforest Hideaway. Een vriendelijke ontvangst door Pete (uit Nieuw Zealand) en partner Astrid (uit Rotterdam) plus dochter Amy. Aan de koffie op het overdekte terras midden in het regenwoud hele verhalen, een knappe kamer, naar alle waarschijnlijkheid geen last van mozzy’s, vogelgeluiden dichtbij, hele krekelkoren, kwekkende gacko’s en er schijnt hier regelmatig een Cassowarry langs te komen maar die zit waarschijnlijk net op een nest. Jemig, we zitten mídden in het regenwoud ! Wel gaaf, zoals hier ‘open’ wordt gewoond, open terras dat zo doorloopt naar de keuken (die we gewoon mogen gebruiken) en een open doorkijkje naar het terras aan de voorkant. Het huis is eigenhandig door een Hollander (Rob) gebouwd en ook alle houtsnijwerk hier is van hem. Hij is nu zelf 6 maanden op vakantie inThailand en Pete en Astrid regelen zo lang zijn zaken hier en wonen hier in zijn huis. Zelf hebben ze een huurhuis aan de overkant (dat ze nu onderverhuren) en zijn ze momenteel bezig met het bouwen van een eigen huis. In de hoop dat dat in februari (als Rob terugkomt) een eind gevorderd is, omdat alles hier van ver weg moet komen. Morgen maar foto’s maken, want het is hier rond 18.00 h al zo donker onder al die bomen ! Pete toonde ons nog een Bandikoot die onder het terras scharrelde, op zoek naar restanten fruitafval. Rond een uur of 20.30h begon het eerst zachtjes en later forser te regenen. Het geluid van de vallende regendruppels op al die palmbladeren was fantastisch, regen in het regenwoud, dat hadden we natuurlijk kunnen verwachten. Het is immers niet voor nix zo groen hier. Op bed hebben we er ook nog van liggen genieten
Wát heeft het geregend vanacht! Bij vlagen regende het rustig en als het weer fors aanzette, werden we er toch wel wakker van. Ik werd wel een beetje bang dat we hier vast komen te zitten. Volgens Pete moet het wel een week zo heftig regenen voordat je hier stuck zit.
We zijn eerst naar de noordkant van het park gereden, even verderop. Even een klein stukje over de unsealed road naar Cooktown en toen weer terug. Even op het strand gekeken, niet te dicht bij de waterkant vanwege de krokodillen. Binnen de ‘kom’ van Cape Tribulation Beach gekeken naar waar het regenwoud het strand raakt, zoals de slogan hier is. Het regenwoud dat de kleine baai omarmt, gaat zó over in een prachtig wit strand. Het is ondanks de donkerte warm, dat zou je in eerste instantie niet verwachten. Een gladde zee voor ons met een kleine golfstal op het strand. Tussen de bomen van de beboste heuveltoppen die vanaf hier te zien zijn drijven grijze wolkenslierten. Achter de kaap zelf kwam een héél zwarte wolk opzetten. Laag op het water waren een paar mensen aan het kajakken. Dat waren de enige felle kleuren hier. Teruglopend naar de auto begon het al behoorlijk te regenen. Er staat een fles azijn klaar bij de picknick tafels, vanwege de giftige kwallen die momenteel rondzwemmen. Eerst azijn en dan linea recta naar de dokter.
In het Daintree Discovery Centre namen we eerst een koffie met een lekkere muffin op het terras met uitzicht op het eerste deel van de verhoogde boardwalk, terwijl de regen op het ijzerplaten dak rammelde. Dit was echt regen in een regenwoud. Als je omhoog kijkt zie je van héél hoog de druppels naar beneden vallen omdat je nog tegen de hoge boombladeren aankijkt. Het regende dan wel maar met de hoed op en de Tenson buitenjas aan bleven we grotendeels droog. Daarnaas is het zó aangenaam van temperatuur, dat nat worden helemaal geen ramp is. Op een gegeven moment werd het echter donker en begón het toch te hozen ! Echt een wolkbreuk. We zijn terug gelopen naar het Interpretive Center in het midden van het park, hebben daar rondgeneusd (mooi gedaan allemaal, displays, DVD’s) en op het brede overdekte terras zitten kijken naar de regen. Het was op dat moment nog windstil, de regen viel loodrecht naar beneden, de bewegende bladeren als er druppes op vallen, krekelkoren, alle mogelijke kleuren groen, ongelooflijk! Onze hoeden zijn helemaal doorweekt. Om het nog even in te wrijven staat er op de Canopee Tower dat er hier jaarlijks bijna 4 meter regen valt! Na de ergste regen hebben we de lager gelegen wandeling afgemaakt en gingen we de Canopee Tower beklimmen. Het uitzicht wordt steeds mooier en bovenop kijk je zó de ‘daken’ van de bomen in. Het is werkelijk ongelooflijk, ál die kleuren groen, ál die verschillend gevormde bladeren, ál die verschillende bomen en hoogtes. Grijze dwalende wolkenslierten tussen de bomen van de beboste toppen rondom ons. Vage vogelgeluiden hierboven. Wél meer kleur, bessen, bloemen in de bomen. Bovenop de toren was het trouwens zelfs bijna droog en behoorlijk warm. Door een ouder koppel uit Sydney (echte vogelaars te zien aan het krukje en het vogelboek) werden we gewezen op Double Eyed Fig Parrot, de kleinste papegaai van Australie. Ongelooflijk groen van kleur dus absoluut niet opvallend tussen al die groene bladeren, heeft het vrouwtje (dat we als eerste zagen) een blauwe streep rond het oog en een rode stip boven de snavel) en het mannetje heeft juist een rode streep rond het oog. Het is dat ze bewogen anders vallen ze absoluut niet op. En ze zaten op hun gemak van de oranje bessen te peuzelen. We hebben er een hele tijd naar zitten kijken, Paul door de camera, ik door de verrekijker. Fantastisch, wát een landschap is dit, regen of geen regen, het is weergaloos mooi ! En dan te weten dat het er zo al miljoenen jaren uitziet. Een zware windvlaag, die de takken waarop de papegaaien zitten, wel twee meter doet verplaatsen (en ze bleven rustig zitten), bracht eerst zoete geuren en daarna een hoosbui. Je ziet de hoogste toppen redelijk dichtbij, je ziet de enorme hoeveelheid hertshoorns in hun eigen ‘hanging baskets’ halverwege de bomen (en ook die andere plant, die thuis speciaal het water naast de binnenpot moet hebben, met die prachtig glanzende groene bladeren, ik snap nu waarom die het nooit lang uithoudt) en je krijgt een mooi overzicht van alle planten die nog laag groeien en al de noten en bosvruchten die ernaast liggen. Al met al zijn we bijna 3 uren hier aan het rondzwerven geweest.
Toen we "thuis" kwamen kwam er een man naar ons toe die vroeg of we de eigenaar waren. Het bleek Ruben uit Maryland te zijn. De eerste beek vanaf hier naar het zuiden (die vanmorgen overstroomd was) was dérmate over de weg gaan stromen dat ze niet door konden rijden en dus vast zitten. In de anderhalf uur nadat wij hem gepasseerd zijn, is het waterlevel op het wegdek met dus meer dan een halve meter gestegen. Zijn vrouw bleef maar in de auto zitten en nu weten we ook waarom: Ze waren een dagwandeling gaan doen naar Mount Sorrow toen door de heftige regen ze terugdwong PLUS het feit dat ze overal onder de bloedzuigers zaten! Sarah heeft bij de auto haar kleren uitgegooid en toen konden zo ook nog eens niet terug naar hun eigen overnachtingsplek ten zuiden van de kreek ! Dus heeft ze kleren en zeep van Astrid gekregen. Astrid vertelde dat de schoolbus maar niet langskwam. Die kwam dus niet door de kreek heen! Een van de ouders is met een dikke fourwheeldrive dóór het overstroomde gedeelte gereden, heeft de kinderen ingeladen en is weer terug naar het noorden gereden! De watermeter op het wegdek had toen al 0,5 meter aangegeven. Goed dat we morgen niet weg moeten.
Pete had ons aangeboden ons mee te nemen op een wandeling langs de eigen beek en over eigen land, waar dus nooit iemand anders komt dan zijzelf. We konden nog even genieten van een wolkbreuk die net overkwam: Ongelóóflijk dat een wolk zóveel water kan bevatten. Dit is létterlijk dat de regen met bakken tegelijk naar beneden komt. Je hoort de regen aankomen omdat je het ruisen van de regen in de canopee hoort en vervolgens komt de regen via alle bladeren naar beneden vallen. Ongelooflijk, zoveel water als er in zo’n korte tijd naar beneden komt. Het water spoot in straaltjes van het metaal-platen dak af. Gewoon even zitten genieten van alle bewegende bladeren en alle geluiden van de bomen. Pete nam Amy mee op z’n nek dus dachten we, de wandeling zal niet te heftig zijn. Ik had me helemaal aangekleed, sokken in de Teva’s, Fjälraven-broek aan en een tropenbloes met lange mouwen, te allen tijde te proberen de bloedzuigers van m’n lijf te houden. Na de verhalen van de Amerikanen gisteren......... Maar ik had het idee, als het tóch moet gebeuren, dan gebeurt het maar, ik ben hier nou toch. We liepen nog maar net bij het huis weg of er kwam weer een wolkbreuk over. OK, probleem 1 is al opgelost, we zijn al helemaal doorweekt dus daar hoef je je geen zorgen meer over te maken. Over een amper zichtbaar pad liepen we eerst langs de watertanks die voor het huis worden gebruikt. Daarna liepen we dwars door het regenwoud heen, uitkijken waar je je voeten neerzet vanwege de slangen, ondertussen tussen de bomen proberen door te kijken op zoek naar wildlife. Aangekomen bij de beek, die best wel doorstroomde nu, moesten we een korte helling afglibberen om bij het water te komen. Droge voeten houden was geen optie dus we banjerden gewoon door het water heen. We waren immers toch al helemaal nat. Omdat het licht recht op het stromende water viel was het af en toe gokken waar je voeten terecht kwamen en hoe diep het er was. Pete deed alles met Amy op z’n schouders, hij liep soepeltjes voor ons uit. Wij waren iets trager met volgen maar ja, we willen ook af en toe stoppen om rond te kijken en foto’s te maken. Het is werkelijk ongelooflijk, zoveel soorten bomen (150 verschillende soorten per vierkante hectometer), dikke slingerende lianen tussen de bomen door, zo dik als een zeemansarm, rustig vallende regen, niet meer uit de wolken maar uit alle boombladeren boven ons. Dan weer door de beek waden, dan weer over gladde stenen langs de kant balanceren, dan weer over een bemoste, over de beek gevallen boomstam klauteren. De beekkant links blijkt een soort verzamelpunt te zijn van al het regenwater aan die kant, het loopt glooiend de beek in. De beekkant aan de rechterkant werd langzamerhand méters hoog. Boomwortels lagen bloot tegen de dieprode aarde aan, ongelooflijk dat de hoge bomen er boven nog steeds blijven balanceren ! Zo hoog kan het water dus komen he, het moet werkelijk wel vier meter zijn, dan is het echt een flashflood !
Op een gegeven moment gaf Pete aan, dat we tegen deze metershoge wand op moesten om weer bij het huis te komen. Hij blijkt het dus wel vaker te doen, voor ons was het een beetje extra uitkijken want de wand bestaat uit natte, zanderige rode aarde met alleen wat kuiltjes bij boomwortels, waar je je voeten op kunt zetten. Dat was dus letterlijk een beetje op handen en voeten tegen die metershoge wand opklauteren, beetje spannend maar wél helemaal gaaf natuurlijk ! Bovenaan aangekomen zagen we eerst een bouwval, waar jaren geleden een paar hippies in gewoond hebben, wat half verotte houten palen met wat golfplaten erboven, maar Pete zag nog mogelijkheden om er wat van te maken. Door het regenwoud heen liepen we daarna weer door naar het huis. Amy was inderdaad in de tussentijd op Pete’s schouders in slaap gevallen, hij had het al voorspeld, dat doet ze namelijk altijd. Wat wordt dat moidje dicht bij de natuur opgevoed! En inderdaad, er blijkt bij het huis écht een pool te zijn: Keurig met cement en stenen is er midden in het regenwoud een badkuip in elkaar gemetseld, waar nu de overloop van de watertanks in uitmondt. In heel heet weer nemen ze hier zelf wel een duik in. Even later zijn we gedrieën nog naar een enorme Fig Tree gelopen, dwars door het bos heen. Een ongelooflijk grote boom met ongelooflijk veel zijstammen en lianen, die wel een paar duizend jaar oud moet zijn en waar Pete af en toe met z’n maten inklimt, gewoon voor de sport. Kabels mee en naar boven. En we zagen weer zo’n grote, ongelooflijk metallic-blauwe vlinder vliegen. Hij is práchtig !
's Middags gingen we de Dubuji boardwalk doen. Je loopt zó het regenwoud weer in, maar dan over een gemakkelijke boardwalk. Het begon wederom te hozen, dus we waren binnen een paar minuten weer helemaal doorweekt, inclusief ondergoed. Nog even onder een hele kudde fan-palms gestaan (die zijn ZO mooi! Grote ronde bladeren dienen als een tijdelijk afdakje en de regen maakt er een enorm kletterend geluid op) maar nat werden we toch wel. Daarna werd het steeds droger en begint het hele bos tot leven te komen. Ongelooflijk mooi zingende (onzichtbare) vogels en hele kikkerkoren. Je loopt door verschillende habitats heen, waaronder ook moeras met enorme, yucca-achtige planten en metershoge wortelsystemen van freshwater-mangroves. Werden we twee keer voorbij gelopen door mensen helemaal in het plastic ingepakt maar met een kilometervergoeding, wij hebben ruim een uur gedaan over anderhalve kilometer, heerlijk om je heenkijken, de geuren, kleuren en geluiden in de opnemen, verbaasd raken over ZOveel soorten bomen, struiken en vormen. Prachtige niet gekanaliseerde beekjes maar af en toe werden het hele waterplassen tussen de struiken door. Je kijkt je ogen uit, je ziet zoveel als je heel langzaam loopt: Een enorm grote witte bloem, een zwarte (merelachtige) vogel met knalrode ogen en een metalen paars-groene glans over z’n rug (we zochten later op dat het een Shining Starling is, of op z’n Latijn een Apolonis Metallica, die in de zomer vanaf Nieuw Guinea hier naartoe vliegt), gevallen kokosnoten in het water, kleine witte bloemen in een boom, allerlei soorten bush-fruit, heel verleidelijk vlak langs het pad maar waarschijnlijk supergiftig: Roze pruimachtige vruchten, rode bessen en de paarse Cassowarry pruim, die uiterst giftig is maar die door deze vogels ruimschoots worden gegeten. Het lijken net grote paarse eieren. En dan al dat groen, het is hier verschríkkelijk mooi! Als je zo langzaam over de boardwalk wandelt kun je het regenwoud echt ervaren, in plaats van er alleen maar doorheen lopen. Wat is dít genieten zeg! Nog even op het strand gekeken, dat er verlaten bij lag onder een zwaarbewolkte lucht. Later zagen we ook een grote witte Sulphur Crested Cockatoo overvliegen, grote vogel zeg!
We zijn vandaag eerst naar het Discovery Centre gegaan. Het bleek amper gasten te hebben, het was een stuk stiller dan twee dagen terug. We waren terug gegaan om twee foto’s over te doen. Daarnaast heb je héél ander licht nu, nu de zon schijnt. We hebben de hele tijd met z’n tweeën op de toren staan genieten van het ongelooflijke uitzicht. Je hoort veel meer vogels zingen nu.
Ook hebben we een korte film bekeken die over de plaag van de feral pigs gaat. In de Nationale Parken mag er niet op ze geschoten worden maar er blijkt één professor te zijn, die ze met honden en handmatig te lijf gaat en ze vervolgens meteen gebruikt voor onderzoek. Daarna worden ze geslacht en wel verscheept naar Duitsland.
We zijn vervolgens bij de Alexandra Lookout gaan kijken, waar nu letterlijk busladingen touristen (kleine busjes hoor) stonden. Het uitzicht over de monding van de Daintree River en de donker- en lichtblauwe banen in het water is prachtig. Grote donkere regenwolken tegen en boven de groene heuvels in het zuiden, oeps, daar gaan we nog heen !
We zagen veel afgevallen takken en palmbladeren op de weg trouwens, die wolkbreuken laten ook hier hun sporen achter. Ook zijn we nog de unsealed road naar Cape Kimberly, helemaal aan op de zuidpunt van Daintree N.P. gereden. Vanaf de parkeerplaats kun je de zee al horen ruisen. Wederom een waarschuwingsbord voor Box Jelly Fishes en crocs. Het is er opeens écht hot and humid, kokosnoten op het strand, het moet er met zon paradijselijk uitzien hier: Het groene regenwoud, de blauwe zee, de combinatie is ongelooflijk mooi.
We zijn vervolgens (weer) naar de Mossman Gorge gereden. Vanaf de parkeerplaats stap je zó het regenwoud weer in. Eerst zijn we naar de gorge zelf gelopen: Daar waren wat mensen aan het badderen tussen de enorme witte, afgeronde ‘rotsballen’. Ook waren er kinderen vissen aan het voeren, dat lukte zó goed dat ze de vissen zelfs tussen hun handen door konden laten zwemmen. We zagen er een prachtige, middelgrote blauwe vlinder die doorzichtige stukken in z’n vleugels leek te hebben. Daarna liepen we over de suspension bridge om aan de overkant met een wandeling van 2,5 km te beginnen. Het was geen zware wandeling, wel met hellingen maar die waren met rotsblokken tot trappen gemaakt. Af en toe dat zonlicht op de grond te zien tussen al dat groen, dát hebben we vandaag pas voor het eerst gezien, het is toverachtig mooi. Paul zal nog een groene papagaai met gele wangetjes. En we zagen nog een vink-achtig vogeltje met gele buik. Enórme ‘hanging baskets’ met epyphites rondom de hoge bomen, hertshoorn, groene planten. Slingerende lianen als kabels tussen de bomen door. Het was hier redelijk klam. Enórme Strangler Fig Trees die zo te zien al honderden jaren oud moeten zijn.
Wortelsystemen als wapperende vlaggen. Veel zingende vogels, hun geluiden klinken hol. Een enorm scala aan gekleurde bessen, zaden en notendopjes op de grond. Het regenwoud moet écht een Foodland geweest zijn voor de plaatselijke bewoners. Op een gegeven moment vloog er vlak naast me iets gekleurds weg. Door het dikke groen kon ik ‘m toch nog terugvinden in een boom even verderop: De Buff-breasted Paradise Kingfisher ! Ik had plaatjes van ‘m gezien, met z’n opvallend steile, lange witte staart en verdomd, daar zat ‘ie hoor ! Wat een fantástisch gekleurd beestje zeg, werkelijk een pláátje ! We konden zelfs even naar z’n gekwetter luisteren. Dat was dus weer een parelt ! Vlak boven onze hoofden verorberde een geelachtige vogel een dikke rups, en we konden ‘m mooi fotograferen want we stonden helemaal stil en hij ging gewoon door met eten.
We zijn eerst naar de .... markt geweest, een grote overdekte markthal met allemaal groenten- en fruitstalletjes. Heerlijk lopen struinen daar. Veel Vietnamese mensen die groeten en fruit verkochten, vreemde vruchten en mango’s per kilo. Allemaal heel betaalbaar hier. Kruidenmengsels die zelf worden geproduceerd. Eentje bevatte kerry-achtige kruiden met sesamzaadjes, stukjes macadamia en stukjes cashew, wauw, wat een combinatie ! Een beker versgedraaid rietsuikersap en een grote zak macadamia noten gekocht. En ook een heel mooie houten schaal, de maker stond daar zelf zijn waar te verkopen. Daarna tussen een paar regenbuien door verder op onze ontdekkingsreis door Cairns. Kerststukjes op de terrastafels, krijsende papagaaien in de palmen, zomaar midden in de stad. Een enorm zwembad op de Esplanade, naast het strand. Het is een zoutwaterbad en iedereen mag er gebruik van maken. Ongelooflijk, zó maak je een stad leefbaar ! Grote grasvelden met dik gras er omheen om de lagoon heen met palmen, diverse bbq-eilanden, picknicktafels, verderop douches en toiletten, afdakjes, mangrovebosjes en luidruchtige tropische vogels. Zomaar midden in de stad, fantastisch. Zelfs een in het zwembad aflopend zandstrandje, mooi hoor. Donkere wolken boven zee en boven de heuvels, net als we de Esplanade wilden oversteken begon het weer te regenen. We wilden gaan kijken in de Jungara Art Gallery. Daar hadden ze werkelijk prachtig spul liggen: Deels moderne kleuren op de achtergronden maar dan met de Arnhem-streepjes stijl (niet helemaal röntgen) prachtig strakke figuren. Wel prijzig maar ERRUG mooi. We raakten uitgebreid in gesprek met Karen over de verschillende stijle Aboriginal kunst en ze was bijzonder hartelijk. Er hing één schilderij waar we allebei helemaal blij van werden. Het heet Gorrunwarra Djabakan (JG 317) en het kost $ 6000,00. Geschilderd door Duk Duk, een blanke die is opgegroeid met Aboriginals en van de elders toestemming heeft gekregen in die stijl te schilderen. Het is een prachtig schilderij met laag over laag die zo de tijd aan moeten geven. Op de basislaag de gespoten handen en daaroverheen de streepjes figuren, hij is ontzéttend mooi. We hebben zijn beschrijving meegekregen.
Een andere gallery, Wundurra gallery, ligt wat verscholen in een kleine winkelgallerij, maar is verder leuk ingericht en heeft een aardige boekenkeuze over Aboriginals. Het is tevens een klein museum met een hele hoop oude zwart-wit foto’s van het leven van de Aboriginals toen de blanken hier net waren. Ook een speer met Cassuwarry-veren. We hebben er op ons gemak rond kunnen neuzen, totdat de dame achter de counter zei: ‘Look, these just came in’ en ons een werkelijk práchtige didgeridoo toonde. Zó anders dan alle didgeridoos die we eerder gezien hebben. Er lag nog een tweede exemplaar in dezelfde stijl achter haar, maar déze was zó verschrikkelijk mooi ! De andere didgs waren ook mooi hoor. We hebben helemaal blanco gezien, en de in Arnhem-stijl beschilderde exemplaren, die we hier hadden bekeken, waren ook erg mooi, maar déze was zo bijzonder. We hoefden niet lang te dubben en zodoende hebben we ‘m meteen gekocht. Grappig was, dat toen we buiten kwamen, het bij ons allebei te binnen schoot dat ze de verzendkosten niet in rekening had gebracht. Dus gingen we terug en ze wist direct waarom, het was haar op het zelfde moment te binnen geschoten. Ze was erg blij met onze terugkomst en voor ons voelde het goed zo.
De volgende dag is Paul aan de gang gegaan om de website te updaten, ik ben in m’n uppie de stad ingegaan. Ik ben eerst Abbott Street richting zuid helemaal afgelopen, en dit deel van de straat blijkt het Rokin voor Japanse toeristen te zijn. Enorm veel meukwinkels maar ook veel dure merken winkels, overal Japanse teksten, Japanse winkelbediendes en werkelijk hórdes Japanse toeristen. Lekker wat lopen neuzen en bij de kruising met de Esplanade daar naar toe gegaan. Langs de steigers van de haven gelopen, enorm veel boten liggen daar aangemeerd, Als de zon achter de wolken vandaan komt is het meteen heet. Daarna geslenterd langs het park met het zwembad. Het is er druk: veel mensen in het water, veel mensen die op het heerlijk dikke gras liggen te zonnen, hele families rond de bbq’s en de bijbehorende picknicktafels, zelfs hele verjaardagen worden er gevierd. Daarnaast liep er ook nog een dik ingepakte Santa Claus rond.
Daarna zijn we weer naar Pro Dive gelopen en spraken we weer met Maya. Voor ons lag de keuze al redelijk vast maar ze had nog een ander bedrijf dat niet dinsdag maar morgen al zou vertrekken. We kregen uitgebreid informatie van haar tot ze zei: Let me just check! Om het ons nog moeilijker te maken lag er opeens nog een derde keuze. Maar die sprak ons wel aan. Het mooie van deze trip was dat je naar de duiklocaties vlíegt. Je vliegt naar Lizard Island op lage hoogte over het Great Barrier reef (wat natuurlijk al een unieke ervaring is) en vanaf daar ga je op een boot. Vervolgens vaar je terug in de richting van Cairns via de diverse duiklocaties. Een zogenaamde Liveboard trip. Maya kon ons deze trip zeer aanbevelen, ook al omdat al het eten en drinken er bij de prijs in zit en dit van goede kwaliteit moet zijn. Helaas waren er geen en-suites meer maar dit klonk ook niet gek. Zodoende hebben we tegen 18.00 h geboekt en moeten we morgenochtend om 07.00 h bij de Colonial Club zijn. We gaan duiken op het Great Barrier Reef!
We waren op tijd bij de Colonial Club. We werden opgevangen door Dorothy en daarna door Graig, die al het papierwerk met ons doornam. Ook kreeg iedereen meteen al een naamsticker uitgereikt. Het weer moet de komende dagen ook beter worden, met steeds minder wind. Ondertussen konden we hier en daar al wat oppervlakkig kennis maken met een paar mede-duikers voor deze trip. De groep ging in twee busjes met aanhangers, waarin de bagage werd gesjouwd en zo reden we naar het vliegveld. We moesten een minuut of 10 wachten in een kleine hal waarna we in drie groepen werden verdeeld die elk een eigen vliegtuigje toegewezen kregen. Wij hadden Morpheus (John) als piloot. Met 8 personen in een klein propje en dan op lage hoogte richting Lizard Island. We stegen snel op en al gauw hadden we een prachtig uitzicht over het modderige water voor de kust van Cairns en de mistig blauwe euvels als landtongen in de verte. Links van ons de groene heuvels waarlangs we van de week naar Cairns zijn gereden. Beneden ons kopjes op het water. Het vliegtuig danst en hobbelt een beetje. Het zeewater wordt lichter met donkere vlekken. Vóór ons opeens een heel groot stuk dat lichtblauw oplicht. Het blijkt het Batt Reef te zijn. En rechts van ons opeens het buitenrif, een lange lijn van wit schuim in het oosten. Wat kleine wolkjes boven ons. Al die kleuren en nuances blauw, lichtblauw en turquise. Ver weg in het oosten zie je de langgerekte noord-zuid riffen van het buitenrif. Ook vlogen we over het Endevour reef, waar Captain Cook met zijn schip de Endevour op vast liep, dit moet ongeveer op de hoogte van Cape Tribulation zijn. We vliegen nu dus noordelijker dan we ooit geweest zijn in Australie. Met een grote, scherp naar rechts hellende boog vlogen we over een scheepswrak heen, dat we zo goed konden bekijken. Echt een spookwrak boven water. Het vasteland in het westen is nu nog maar als een paar vage heuveltoppen te zien. Morpheus geeft af en toe aan waar we zitten boven het Barrier Reef. De andere vliegtuigjes komen achter ons aan. Morpheus gooide het vliegtuig eerst in een ronkende, afgrijselijk steile rechterbocht (je keek zó het water op en het vliegtuig stampte alsof ‘ie aan z’n uiterste kunnen zat) en deed dat vervolgens ook nog eens een keer links om, zodat we nu achter de twee andere vliegtuigjes aan vlogen. Wat is deze vlucht een ongelooflijke ervaring, wat is het rif mooi vanuit de lucht. We vlogen vervolgens zig-zaggend over het lange lint van riffen, die het buitenrif vormen. Grote brede schuimgolven slaan te pletter op het koraal. We passeerden Lizard Island aan de ooskant, waardoor je het idee krijgt, hoe kan dit eiland bewoond zijn ? We bleven een hele tijd in noordelijke richting vliegen, ook toen we Lizard Island allang voorbij waren, waarbij Morpheus steeds achter uit keek, waarschijnlijk om te kijken of de andere twee vliegtuigjes al geland waren. Dit was ons meest noordelijke puntje in Australie, vanaf daar keerden we en vlogen we naar het zuiden, naar het eiland toe. Vanaf hier gezien heb je aan de ooskant een grote heuvel en aan de westkant een kleine, en de landingsbaan, of eerlijkgezegd, het landingsbaantje ligt er precies tussen in. We kregen een klein strand omzoomd door palmen te zien en inderdaad ook wat huizen. We konden de boot al zien liggen, even vanaf het strand in dieper water. Kwart over 9 (we hadden ongeveer drie kwartier gevlogen over zo’n 250 km) landden we op Lizzard Island. Bij het uitstappen werden we al gefilmt (we hadden iets gelezen over een tripvideo die gemaakt wordt) en tijdens de wandeling naar het strand (Lizard Island blijkt overigens een National park te zijn) werden we ook een paar keer gefilmd. Aan de bagage hoef je nix te doen, alles wordt gesjouwd. Op het strand aangekomen gingen we over in kleine rubberen motorbootjes en voeren daarmee naar de grote boot, de Super Sport van Mike Ball Dive Expeditions.
De eerste duik was bij Cod Hole. Eenmaal bij de Cod Hole aangekomen zijn Paul en ik in onze hut gebleven voor de eerste duik (ik een beetje en Paul een boel zeeziek), maar voor de tweede duik heb ik me toen toch maar aangemeld. Ik ging te water met Richard, voor wie dit de eerste trip als crewmember was. Omdat ik minder dan 50 duiken in m’n logboek heb staan wilde de tripmaster Sam, dat Richard een paar oefeningen met me door zou nemen. Onder water was het ongelooflijk mooi: Zo helder en met zo veel koraal en vissen, dat had ik nog niet eerder gezien. Het zicht was bijna onmeetbaar ver, zó verschrikkelijk helder en schoon water, grote boulders van koralen waar we tussendoor zweefden en zoveel vissoorten die ik nooit kan onthouden. Maar de meest mooie ervaring van deze duik was het koffervisje, dat récht op me af kwam zwemmen. Zo dichtbij ! Hij kwam recht op me af, ik bleef op dezelfde hoogte liggen, en hij zwom zo vlak langs me heen, tussen Richard en mij door. Ik móést op een gegeven moment wel uitademen zodat alle bubbels langs ‘m heengingen maar volgens Richard leek ‘ie zelfs even te spelevaren met m’n luchtbellen. We keken ‘m allebei na, even helemaal betoverd, wat was dit ongelóóflijk mooi ! Werkelijk wondermooi !
Paul begon zich dermate beter te voelen, dat hij zich aanmeldde voor de nachtduik op Challenger Bay. Dat durfde ik nog niet aan, ik voelde me niet top. Samen met Erin (uit Portland) heb ik over de achterrailing gehangen terwijl onze beide mannen in hetzelfde groepje met Carol uit Beiruth aan het duiken waren. Lichtgroene vlekken op het zwarte wateroppervlak gaven de posities van de duikers aan. Grote rode vissen joegen in het licht van de boot op kleine zilveren, uit het water springende visjes, waardoor er heel wat boven het water uitsprong aan vissen. Eén keer kwam er een soort zilverkleurige trompetvis, een soort lange meetlat, vertikaal uit het water opspringen en rénde over het water ! Je kon het geflats-flats van z’n rennen horen. Hij knalde tegen de achterkant van de boot aan, dook onder de boot door en rende vervolgens in westelijke richting weer over het water het donker in. Zowel Erin als Nick, een van de crew jongens stonden met open mond naar dit spektakel te kijken. Ongelooflijk, wat was dit nou weer? Na deze duik lag iedereen vroeg in bed.
We waren al om 07.00 h maar om 07.15 h komt Sam roepend en een haan imiterend de kamers langs om iedereen voor de eerste duik bij elkaar te roepen. Rond half 8 lagen we al in het water. We hebben vanmorgen gedoken op Pixi Pinacle, een grote monoliet op de zeebodem. Paul en ik zaten konden lekker samen duiken. Er stond rondom de pinacle wel wat stroming zodat je aan de ene kant best wel fors moest zwemmen, terwijl je er aan de andere kant een heerlijke stroomduik van kon maken, je wordt zo rondom vervoerd. Overal andere duikers, zowel onder als boven ons. Grote pilaren van lichtblauwe luchtbubbels. Zelfs vanaf 17 meter is het wateroppervlak goed te zien. Het leven op de pinacle was er in overloed, zoweel soorten koraal (in een overhang een heleboel fans te wiegen inde stroming), baracuda’s, hele kuddes paarse visjes en oranje visjes. Divemaster Yuki (die het Team Japan steeds onder z’n hoede neemt) had een zaklantaarn neergelegd op de plek waar een Flame File Shell te zien was, een knalrood beestje (denk aan de vrucht rambulan) die intern lichblauwe lichtflitsen afgeeft. Ongelooflijk zoiets. Verder zijn we heel langzaam opgestegen zodat we op zo’n 6 ½ meter de laatste halve cirkel hebben gezwommen (2 cirkels gedaan). Hier is dan ook wat meer licht zodat de kleuren nóg mooier uitkomen. Grappig is dat heel veel duikers camera’s meehebben.
Daarna kregen we een ‘cursus’ onderwater biologie van Rick. Dat zit bij deze tour inbegrepen, als je morgen ook goed oplet krijg je een certificaat. Ach, het is een leuke onderbreking en je krijgt wat weetjes over de koralen en vissen die je net gezien hebt. We hebben niet meegedaan aan de tweede duik op dezelfde plaats, omdat Paul met de foto’s bezigging en ik een uurtje heb geslapen. Twee slechte nachten en een dag zeeziekte gaan me niet helemaal in de koude kleren zitten. Van dat slaapje knapte ik ook weer op en we hebben net allebei niet veel maar wel heerlijk zitten eten bij de lunch. We zijn een klein eindje verder gevaren, naar Challanger Bay, waar we nu voor anker liggen. We kunnen tot 13.30 h uitbuiken en dan gaan we weer te water. Ik moet toegeven dat als je die prachtige plaat zo voor met zie liggen, ik erg veel zin heb om te water te gaan.
Nu je ook een beetje in de gaten hebt hoe het er hier aan toe gaat op de boot (flessen worden ter plekke bijgevuld, dus je BCD hoeft er niet vanaf gehaald te worden, je moet je afmelden met handtekening als je weer aan boord bent) dan dan is dat best wel luxe. Gisteren waren we er niet helemaal bij natuurlijk. Onze tweede en derde duiken vandaag waren op Pixi Wall en Challanger Bay, maar eerlijk gezegd weten we geen van beiden meer de exacte volgorde. Challanger Bay heb ik in ieder geval op geschreven dat we heerlijk samen hebben kunnen duiken en zweven. Heerlijk ontspannen alles kunnen bekijken in ons eigen tempo. En weer heerlijk kunnen genieten van de bijna totale gewichtsloosheid, dat gevoel van vliegen. Aangenaam ! Terug op de boot zagen we hele scholen kleine vliegende vissen, die in groepen als blinkende zilveren lepeltjes over de golven scheerden. Met zonsondergang zaten we met Tamas op het zonnedek te praten, de zon ging echt onder in het water. In de verte kun je de verschillende heuveltop-eilandjes in het noorden zien liggen.
We hebben eerst warm gegeten voor onze nachtduik, maar zodra je wijn ging drinken mocht je niet meedoen aan de nachtduik. Het idee was eerst te eten, dan te duiken en daarna pas een toetje met wijn. En zodoende zaten we aan een heerlijk pittig gekruide moot witte vis in een overheerlijke saus van mangostukjes, avocadostukjes, tomaat, rode ui en verse koreander. En dat op een bedje van hutpot. Erg lekker.
De nachtduik vond plaats op Pixi Garden. De vier duikstekken van vandaag voor 5 duiken, waarvan wij er vier hebben gedaan, liggen allemaal dicht bij elkaar. We sprongen vanaf het achterdek het water in, gewapend met een felle lamp en zwommen rustig naar de voorkant van de boot, waar we via het touw naar beneden gingen. Op ongeveer 12 meter diepte zijn we via koraalbrokken langzaam naar rechts gezwommen tot aan de rand waar het echt donkerder begon te worden. Paul vond deze nachtduik minder interessant dan gisteren, toen was er meer onderwaterleven te zien. Wat wél uniek is, is dat in Paul’s lichtbunel opeens een rookachtige substantie te zien was. Op en grote clam zat wat koraal en dat spuwde heel zachtjes een bruinig-roze goedje uit, dat als rook door het water omhoog kringelde: Spawning corals !! De crew van de boot liep er de hele tijd al over te praten: Vandaag of morgen gaat het koraal zich voortplanten, de water temperatuur komt boven de 27 graden. Het voortplanten gebeurt niet in één nacht maar verspreid over ongeveer 4 nachten, dus het gaat nu echt beginnen. Die sfeer hing er echt en mensen raakten helemaal enthousiast van ons verhaal. Rick, die zee-bioloog is, bevestigde ons verhaal, het koraal begint zich voort te planten. Gaaf ze, dat we dat nét gezien hebben ! En het was zo mooi ! Boven water gekomen en op onze ruggen terugzwemmend langs de boot naar het achterdek, hadden we een ongelooflijk mooie sterrenhemel boven onze hoofden: Stel je voor, in je duikkloffie in het water van het Grote Barriere Rif en boven je hoofd Orion, Sirius en het Zevengesternte. Ik was helemaal gelukkig ! Het beloofde toetje bestond uit een warme blueberrie-muffin met ijs en vruchtensiroop met een wijntje erbij. De verzorging aan boord is zeer aangenaam. Na het dessert voer de kapitein het schip naar Clam Beds, waar we de volgende dag zouden gaan duiken. We gingen naar bed toen we nog voeren.
De volgende dag, de derde, lagen we om half 8 al weer te water. Ditmaal bij Clam Beds, zo genoemd omdat er een paar enorm grote clam-schelpen liggen. Het is een mooie, 45 graden aflopende wand die eindigt in een zandbed. Wat een móóie stek was dit, na Cod Hole toch wel de mooiste volgens mij. Veel leven, prachtig divers koraal en zoveel soorten vissen. Paars, blauw en geel koraal samen, ongelooflijk mooi. Ook wees Paul me op m’n eerste haai in het eggie (Paul heeft al een paar keer een haai gezien), een Wittip Haai. En we hebben twee cuttle fishes gezien, wonderbaarlijke diertjes. Hele scholen te glinsteren in het zonlicht. We waren begonnen op ruim 16 meter en hebben heerlijk ontspannen samen in ons eigen tempo kunnen duiken en zweven.Hierna konden we allebei volop genieten van het full-breakfast, waaronder pancakes met warme frambozen en syrup, maar ook worstjes en spek en toast en fruit. Ik bedoel maar, de keuze is reuze en het is werkelijk keurig verzorgd allemaal. Wat grappig is om te zien is dat iedereen met natte haartjes aan tafel zit en iedereen de inprint van z’n duikbril nog in z’n gezicht heeft staan. Tijdens onze biologie-cursus voer het schip naar de volgende stek: Steve’s Bommie. De ‘cursus’ bestaat uit een diavoorstelling met wat weetjes over het onderwaterleven, dat je hier aantreft. Maar ook, dat coral trout érg lekker moet zijn! En ook het verhaal van Nemo, dat de film aan alle kanten deugt op één aspect na: Als het dominante vrouwtje dood gaat, verandert het dominante mannetje in een vrouwtje, en wordt een mannnetje van de volgende generatie het dominante mannnetje. Dus Nemo’s vader zou veranderen in een moeder en Nemo zelf zou zijn vaders plaats innemen. Ongelooflijk, wat de evolutie aan wonderbaarlijke schepsels heeft voortgebracht !
Bij Steve’s Bommie dreven er veel deeltjes in het water maar toch was het zicht redelijk goed. Ook Steve’s Bommie is weer een alleenstaande pinnacle, zomaar vanaf de zeebodem. Op 20 meter was er niet zo denderend veel te zien, maar daarboven werd het steeds beter. Vreemde ‘neus-vissen’ die we op eerdere duiken nog niet hadden gezien. Ontiegelijk grote scholen geel-witte vissen, hele scholen paarse visjes en en grote platte zwarte vissen. Kende ik al die namen maar! Werkelijk zeldzaam veel vis hier. De top van Steve’s Bommie ligt op ongeveer 5 meter onder het wateroppervlak en is helemaal bedekt met koralen, heel veel anemonen en nóg veel meer Nemo-visjes (je schijnt wel tien verschillende soorten Clownsvissen te hebben en slechts ééntje is de echte Nemo). Ook is het een mooi gezicht om duikers op verschillende hoogtes naar het schip (en de touwen en het rek op 5 meter voor de deco-stop) terug te zien zwemmen, een soort ruimtescheepjes naar het moederschip zeg maar.
Na de uitstekende lunch begonnen we aan onze derde duik van vandaag, wederom rond Steve’s Bommie. We gingen minder diep als vanochtend. Terwijl Paul aan het fotograferen was, hing ik vertikaal in het water naar die enorme pilaar te kijken, toen er opeens een schilpad onder me door naar boven komt zwemmen: Hij dook zó maar opeens op en zwom tussen mij en de pinnacle naar het wateroppervlak, wauw ! Zó dichtbij ! Ook hebben we bij de lantaarn (die klaar hing aan de rotswand) voor de tweede keer een Flame File Shell kunnen bekijken, alleen flitste deze niet zo duidelijk als het beestje van gisteren. Evengoed blijft het een bijzonder diertje. Op een gegeven moment zagen we Ulla en Harry vóór een bepaalde plek blijven hangen en toen ze ons wenkten bleek daar een schildpad te slapen in een holte in de rots. We hadden mooi de tijd om ‘m even rustig van redelijk dichtbij te bekijken. Je kon ook goed de cleaning fish zien die over zijn schild lag. Vervolgens kwam er een hele kudde duikers als paparazzie fotograferend op hiet dier afduiken. Paul heeft er een foto van gemaakt. We hebben nog een enorm grote, groene anemoon gezien. Hele scholen oranje visjes en paarse visjes. De laatste 10 minuten hebben we boven de top rondgezweefd, zodat we daar op 5 meter meteen onze decostop konden maken. De hele (platte) top is bedekt met enorm veel anemonen en heel veel ‘Nemo-visjes’ (je hebt er wel 10 verschillende soorten van). Vanaf die hoogte zagen we nog een keer een schildpad (waarschijnlijk de slapende die wakker was geworden) op ongeveer 10 meter diepte horizontaal langs de pinacle zwemmen, alleen de duikers in de buurt hadden ‘m niet direct in de gaten. Ja, en dat kun je ze dan ook niet duidelijk maken. Paul heeft nog wel een mooie foto van kunnen maken van de schildpad met Carol.
Onze laatste duik was bij Flare Point, ook een wand van 45 graden die op zand eindigt. De boot lag vast aan grote vierkante betonblokken. De duikstek was minder dan de eerste drie van vandaag (ook al omdat er veel ‘dingetjes’ in het water zweefden) maar we zagen wel enorme, gele kom-koralen, enórm groot, zelfs twee van dit soort ‘velden’. Een enorme groen-gele bol had heel veel blauwe ‘borsteltjes’ op het oppervlak, die zichzelf húp, het koraal introkken bij nadering, gaaf gezicht was dat ! We zagen nog een wittip-haai op onze hoogte zwemmen en twee cuttle-fishes, die ongelooflijk snel van kleur veranderen. Ze zijn zo goed gecamoufleerd en als je ze heel langzaam volgt zie je dat je hun kleuren razendsnel aanpassen aan de ondergrond waarboven ze zweven.
Om 18.30 h was het verzamelen op het tweede dek voor champagne bij zonsondergang. Veel mensen hadden iets feestelijks aangetrokken, ik kreeg veel complimenten voor m’n Singapore-broek. Ondertussen regelde een van de bemanningsleden heerlijk pittige prawns op de bbq en ging hij ondertussen door het met grillen van alle andere heerlijkheden, die we na ongeveer een uurtje in de mess aan de mooi gedekte tafel konden opeten. Ondertussen was er ook nog de uitslag van de fotowedstrijd (waarbij Sam als tripleider het enige jurylid was) en Paul had zowel de vierde als de vijfde prijs (een eervolle vermelding).
Op onze laatste dag aan boord werden we rond 06.00 h even wakker van twee kleine stootjes van het schip tegen een pier: We liggen in de haven van Cairns. Nog even een uurtje kunnen slapen voordat we opstonden en vanuit ons raam tegen een pier aankeken. Even gewassen aan het kleine wasbakje, de spullen gepakt en de bagage op het achterdek gezet voor vervoer, keurig voorzien van kaartjes met naam en bestemming. Met een kop thee zijn we naar het zonnedek gegaan om Cairns vanaf dit standpunt te bekijken. Jemig, van de week liep ik hier nog te fotograferen, nu staan we zélf op zo’n prachtig schip. Eigenlijk wel een beetje deca denk ik: Eerst vliegen over het Great Barrier Reef, daarna in drie dagen al duikende terugvaren naar Cairns.
's Avonds hebben we gedineerd met Carol uit Beirut op de prachtige, brede, houten veranda van het Jardinaire restaurant in het Colonial Club Resort waar we verbleven. Aangename rotan-aankleding en hoge palmen als uitzicht. Op weg daar naartoe kun je bijna verdwalen al lopende over de verschillende paadjes, de vele zwembaden en boardwalks door al het groen. We hadden een heerlijke maaltijd (met Queenslander witte wijn, genoemd naar de prachtige houten huizen die hier staan) en met Coral Trout (door Rick van de biologie cursus aanbevolen, zó zie je de vis nog zwemmen, zó ligt ‘ie op je bord zeg maar). Stevig van structuur en erg lekker. Daarnaast quacamole met krab er doorheen. Al met al werd het een heel gezellige avond met z’n drieën. Leuk hoor !
Paul dook The Call Station (ons vaste Internetcafé) in en ik ben de stad ingegaan. Ik ben naar de waterkant gelopen en richting noord over de boardwalk langs het water gaan lopen. Er staan diverse displays met informatie over het ontstaan van Cairns, over de Yidinji bevolking en de Japanse arbeiders. Er was zelfs een ‘exercise-station’ om oefeningen te doen en er zijn diverse bbq’s. Het was warm om hier te lopen maar gelukkig stak er af en toe een verftissnd windje op. Kleine golfjes komen zacht kabbelend steeds dichterbij, de vloed komt op over de mudflats. Je ziet het water heel langzaam de lage geulen binnenstromen. De boardwalk heeft diverse uitzichtspunten boven de slib-platen. Heerlijk om zo ontspannen te kunnen genieten van het uitzicht over het water met achter me de tropische vogelgeluidenin de palmen langs de Esplanade. Een hele groep pelicanen, witte reigertjes, lepelaars en ibissen. De zware slagen van de vleugens van de pelicanen die zich wassen in een poeltje aan de vloedlijn. Hele groepen steltlopers, van klein naar groot, ik herkende vier verschillende soorten. Ze vallen met hun bruin-grijze schutkleur bijna helemaal weg tegen de slibgronden waarover ze lopen. Op een volgende uitzichtspunt staat uitleg over de vogels die je hier ziet. De lepelaar wordt Royal Spoonbill genoemd en de grote steltloper met kromme snavel heet Whimbrel.
In het noorden zie je vliegtuigen geluidloos opstijgen vanuit het mangrovebos tegen de strakblauwe lucht. Vandaag is voor het eerst dat we de landende vliegtuigen (Quantas en Virgin Blue) over de stad horen gaan. Ze lijken zó het mangrovebos in te duiken want opeens zijn ze achter de groene muur verdwenen, en zo ook hun geluid. Alleen de verkeerstoren steekt er met z’n dak nog nét bovenuit. Wat ligt deze stad mooi tussen de groene heuvels en de zee.
Tegen schemer hebben we nog even over het complex gewandeld. Wat is het híér mooi: Zo smaakvol als al het groen is aangelegd, de kamers (maximaal twee lagen hoog) vallen helemaal weg in het groen. Sfeervolle lage verlichting, een overdekt wandelpad, smaakvol aangelegde zwembaden met rotspartijen en kleine terrasjes, een houten boardwalk met kleine blauwe lichtjes op de grond ernaast, een soort Japans theehuisje met dikke, hoge bamboo rondom, een keurige gym én sauna waar je zó gebruik van kunt maken en alles keurig onderhouden. We zijn hier goed terecht gekomen.
We gaan weer kilometers maken. In zes dagen willen we naar Newcastle rijden, zo'n 2500 kilometer. Rond 08.00 h waren we op weg naar het zuiden. Steile groene heuvels met hier en daar een wolkensliert tussen de bomen. Een vlakke tweebaans weg die rustig tussen de heuvels doorslingert met aan beide kanten groene akkerbouwlanderijen. Een hele lange rij palmen langs het spoorlijntje links van ons. Met netten afgedekte fruitbomen. Een prachtig vol-groen landschap. Fruitstalletjes langs de weg. Waarschuwingsborden voor treinovergangen met de afbeelding van een ouderwetse stoomlocomotief die de ene keer naar links en de andere keer naar rechts staat zonder een duidelijke reden. Waarschuwingsbordjes voor krokodillen, niet alleen bij alle strooompjes maar zelfs bij de floodways. Wat is dit landschap anders dan de westkust: Zo supergroen, een keuze aan radiozenders (vanwege de heuvels steeds maar kort in otvangst maar toch, er is ruime keuze), we zien hier geen roadtrains meer en ook de automobilisten zwaaien niet meer.
We hielden een koffiepauze in exciting Cardwell. Eerst naar een kleine supermarkt aan de doorgaande straat waar blijkt dat we kans maken op $ 500,00 vanwege het kopen van een fles melk, onze naam plus telefoonnummer moesten op de achterkant van de kassabon worden geschreven en die ging in een deelnamebox. Even verderop was een klein terras met de slogan dat ze er krabsandwiches hadden. Wel duur waarschuwde de man achter de counter nog, maar supervers. Nou, dát was lekker: Nix geen saus, gewoon boterhammen met verse krabstukjes, we kregen er alleen een partje limoen bij. Overheerlijk in al z’n eenvoud! We zijn nog even naar de boatramp gereden waar we een prachtig uitzicht hadden over de Hinchinbrook Channel, het grote Hinchinbrook Island aan de overkant en de vele eilandjes in het noordoosten. Een eindje verder gereden naar het zuiden gingen we naar een uitzichtspunt met een prachtig uitzicht over het hele mangrove gebied tussen de heuvels en Hinchinbrook Island, slingerende waterwegen met zandbanken tussen het groen, fantastisch mooi.
We besloten in Bowen te stoppen voor de nacht. In totaal 550 km gereden tussen 08.00 h en 16.00 h, inclusief uitgebreide pauzes. In Bowen zelf hebben we nog getankt en boodschappen gehaald en hebben we een paar van de mooie muurschilderingen gezien, die het dorp rijk is. De muurschilderingen verhalen over het verleden van het dorp en ze zien er mooi en goed verzorgd uit.
De volgende dag waren we even over 08.00 h op weg. Van de regen was nix meer terug te vinden. Nou, de autostoelen waren nat want met de ramen een klein beetje open kon de auto lekker doorluchten. Als het dan gaat regenen en je vergeet.... Tja. Het was ietwat bewolkt met een zwarte lucht boven zee. Verderop hangen de wolken zwaar boven de heuvels. We passeerden de enorme mango naast het Visitor Center, even ten zuiden van Bowen. Bij Proserpine gingen we een regenband in maar even ten zuiden daarvan reden we alweer in de zon. Een soepele rustige weg, ietwat heuvelachtig met wat hogere bergen in de verte. Zon- en schaduwvlekken op de groene heuvelhellingen. Een enorme pijn-aan-je-ogen-paarse-bourgainville die door een hoge boom geweven is. We verbazen ons over de immer voortgaande rietsuikervelden. Die zien we als sinds Cairns, dat is al ruim 700 kilometer! In Rockhampton staan verspreid door de stad diverse standbeelden van koeien. Je werd ook verwelkomd met ‘The cattle capitol of Australia’. Zonder een enkele melding echter zijn we net ten zuiden van Rockhampton de Steenboks Keerkring weer overgegaan, we zijn dus weer weg uit de tropen. Het landschap werd hier weer vlakker, hele vlaktes met zwarte koeien en heiïge bergen rechts van ons. Daarna volgde nog een slingerend stuk, waar ook de zon weer bij kwam, het was de laatste uren behoorlijk bewolkt geweest met die regenbuitjes. Uiteindelijk zijn we in Gin Gin gestopt voor de nacht.
De dag erop zijn we in Childers nog even gestopt omdat we een postpakket wilden versturen. Maar wij mogen dan wel het gevoel hebben al een tijdje op te zijn, het postkantoor gaat echt pas om 09.00 h open. Dus weer teruggelopen naar de auto met die zware kartonnenbox bij ons. Childers zelf toonde erg aangenaam. Een beetje een wild-west stadje: Mooie, goed onderhouden houten gebouwen en veranda’s in zachte pasteltinten en ruime parkeergelegenheid langs beide kanten van de weg. Veel groen en bloeiende bomen. We vervolgden onze route over een soepele weg door een licht heuvelachtig, groen landschap. Af en toe zelfs wijngaarden, maar ook mangarijn- en bananenkwekerijen. Een paar kilometer verder zijn we koffie gaan drinken met een saucijzenbróód bij een ander benzinestation. Een deel van het ‘restaurant’ staat vol met gipsbeelden-meuk: Enorme blauwe draken, Notre-Dame-duiveltjes en Shiva-koppen (een paar waren er nog verkocht ook !) en alles wat daartussen zit, inclusief gifgroen beschilderde paddenstoelen en kikkers. Daarnaast ook schilderijtjes in de trant van ‘het-jongetje-met-de-traan’, beschilderde zagen, een aquarium met een algenlaag van weken en een biljardtafel waarvan het groene kleed op diverse plaatsen was ‘gerepareerd’ met grijze ductape. Ik bedoel maar, probeer je een voorstelling te maken. Wel hadden ze buiten een heel rek met allemaal mangoproducten: Mango-sauce, mango-butter, mango-chutney en mango-sjem, yammy !
Het werd steeds drukker op de weg, waar we vanochtend de hele weg nog voor onszelf hadden. We komen echt in bewoond gebied, ook de telefoon heeft nu continue bereik. Wel af en toe nog steeds een regenbuitje. Zo’n 120 kilometer vóór Brisbane kregen we zelfs een 4-baans weg en 110 km/h. In de buurt van Brisbane wisselde Paul de radiozender en opeens horen we Nederlands ! Hadden we toch een regionale zender met buitenlandstalige uitzendingen te pakken en nu net een uurtje Nederlands. De Nederlandse ambassadeur voor Australie werd net geinterviewd, omdat hij een bijeenkomst van EU-ambassadeurs heeft georganiseerd in Orange in NSW en een man wilde een Nederlandstalige popband oprichten. Daarna ging de uitzending over in het Pools. Sydney nog 993 km.
Vanaf daar ging de route verder naar het zuiden. Om 15.30 h werd het in eens 16.30 h omdat we de grens met New South Wales overstaken.