10.15h, De Evenaar gepasseerd!
Onder het genot van een Singapore Sling (net ranja, dus erg gevaarlijk), Australische kranten en tijdschriften, de voetjes op de voetensteun en beneden ons de Indonesische zee met wat lagen bewolking en een piepklein eilandje onder ons, dus zie ons eens zitten, passeren we de evenaar. We zijn op het zuidelijk halfrond!
Vanmorgen werden we om 06:30 uur door de SIA stopoverbus opgehaald. We reden door een redelijk rustige stad, via aan paar andere hotels naar het vliegveld. Daar begon de ellende met de incheckbagage: Onze bijl was het probleem. Alhoewel bij de rest van de kampeer uitrusting in de check-in bagage, kwamen er steeds hogere baasjes aan te pas omdat niemand een beslissing durfde te nemen, wat een ellende. Zelfs de luchthavenpolitie kwam aan te pas. We baalden als een stekker, alleen Paul kan erbij glimlachen, ik heb een kop als een geurvreter. En het maakte ook al nix meer uit of we de bijl achter wilden laten of niet, want het feit was al geschied. Voor ons gevoel 3 uren later (in werkelijkheid zo’n 40 minuten) brachten ze het onderwerp van verdachtmaking terug tot een kampeerbijl in een rugzak en werd de zak waarin de rugzak, met bijl, zit verzegeld en mochten we doorlopen. Van een vriendelijke mevrouw had Paul al eerder onze spullen in mogen checken zodat we de instapkaarten al hadden.
Het eerste deel van noord-west Australie ligt naast ons, wauw! Lichtblauwe lagunes en de grond is echt rood. Vervolgens komt er iets vreemds groen-blauws in beeld, allemachtig hoe omschrijf ik dit? Het lijken stroomgeulen bij laag water maar de kleuren lichtblauw en turquise in combinatie met het rode land zijn zo overweldigend mooi!
Om 15.00 h waren we door de douane en hebben we onze Singapore dollars gewisseld voor Australische. Met de taxi naar TCC alwaar ons totootjes in de garage stond te glimmen. Ralph gaf keurig op alle punten uitleg en daar gingen we: Linksrijdend door Perth naar ons B&B. Pension of Perth bleek ons te verwachten. De deur was wel op slot maar er lag een enveloppe op een stoel naast de deur. Mooie kamer met uitzicht op het park, prachtige spullen, grappig badkamertje, een echt Pension of Perth chocolaatje op de nachtkastjes, ‘gezonde’ zeep en andere amenities, koffie en thee steeds te zetten in de keuken en een schaal koekjes onder handbereik daar. Keurig.
Bij het wakker worden hoor je het al: De vogels klinken hier heel anders. Buiten zagen we een strakblauwe lucht, fris tot zelfs koud (OK, het mag dan wel 16 graden worden maar dat is nog altijd maar de helft van Singapore!), een werkelijk strálende en hoogstaande zon. In de schaduw te koud, in de zon net aan lekker qua temperatuur. Na een prima ontbijt wandelen we door Vincent Park hier aan de overkant. Er zwemmen zwarte zwanen waar Perth beroemd om is, er staan naaldbomen en palmen en de loofbomen beginnen hier net uit te lopen.
We zien onze eerste papagaaien (!) in Kings Park, horen vreemde vogelgeluiden en zien vreemde bomen en bloemen. Verder is het hier op en top Westers. Maar dan toch weer heel anders. In Kingspark krijgen we bij de bestelling van onze lunch een pager. Zittend op het terras ging deze af als je bestelling klaar was om af te halen. Dat is beter dan in de rij staan. Verder zijn de grasvelden keurig gemanicuurd en zijn er mensen aan het picknicken of liggen te lezen op het gras met een fantastisch uitzicht.
Met de gratis CAT bus gaan we terug richting de B&B. Een prima systeem van drie grote hop-on-hop-off busroutes door het centrum.
Vandaag gingen we naar Rottnest, net voor de kust van Perth, een half uurtje met een snelle catamaran vanaf Freemantle. We besloten geen fiets te huren (wat hier vooral veel wordt gedaan) maar een lekker stuk te gaan wandelen. We hebben zelf een route wat uitgestippeld, afgewisseld met af en toe een ‘byway’.
Na een wandeling van zo’n 10 kilometer kwamen we weer terug in het ‘dorp’ (settlement wordt het genoemd, het is eigenlijk alleen een verzameling faciliteiten als tourist-info, een terras, fietsverhuur, openbare toiletten en een piepklein winkeltje), zit daar toch een Quokka onder een groepje bomen! Hij toont écht als een rat met die dikke staart, vandaar de naam die de Nederlandse ontdekkingsreiziger dit eiland gaf, rattennest. Verder is ‘ie vrij traag in z’n bewegingen, hij loopt ook niet weg maar studdert wat rond, eet gele gevallen boomblaadjes, heeft hele elegante voorpootjes, die met de bovenkant van de hand naar voren worden gehouden tijdens de stap alvorens de handpalm op de grond gezet wordt en blijkt eigenlijk wel nieuwsgierig. Het is ook een erg koddig gezicht als ‘ie zo’n blaadje met twee kleine voorpootjes vasthoudt. De Quokka is een buideldier dat alleen op Rottnest voorkomt. Een uniek diertje dus. Als we later richting de winkel lopen zien we er nóg een paar zitten en eentje die met een rótgang verschrikt voorbij hopt, jemig, wat een snelheid voor zo’n trag diertje! Verbazingwekkend!
We hadden besloten om niet direct de Brand Highway op te duiken naar het noorden, maar de byways te nemen. Dat werd route 60, die meer langs de kust ligt dan de grote weg. Al gauw wordt de bebouwing nog dunner dan ‘ie al is en bij Wanneroo raken we de stad echt kwijt. We rijden door stukjes bos, mooie grasstrees en de eerste kangeroe die we zien is een dooie langs de kant van de weg. Verder weiden met koeien, bloeiende brem en bloemen (die met hun bloem naar de zon toe, dus naar het noorden en dus van ons af bloeien. Je ziet de kleurenpracht pas écht als je je omdraait) en krijsende witte papagaaien. Eerst rijden we door een duinachtig landschap, dat wat op Carmel in de VS lijkt, daarna gaan we meer landinwaarts waar je meerlandbouw ziet. Slechts af en toe zien we een ander auto op de weg. Voor benzine stopten we bij Cataby Roadhouse en dat kan daar altijd: Open 8 days a week 25 hours a day!
Om 15.00 uur stond ons tentje op de camping in Cervantes. Een stad met 400 inwoners (ongeveer). We gingen even op het winderinge strand kijken, peilden de bewolking en gokten dat er mogelijk nog zon onder het wolkendek door zou kunnen komen als de zon echt onder gaat om 18.15h. Dus reden we tegen 16.00h naar de Pinnacles. Een bochtige maar brede weg gaat eerst door een duingebied, een beetje als de weg naar Hargen aan Zee als je naar de parkeerplaats gaat. Alleen: Hier stond een kolossale rood-bruine kangeroe met zijn rug naar ons toe in de berm en was met één sprong alweer in het struikgewas verdwenen. Dat ging zó snel dat je bijna dacht aan een luchtspiegeling! Van de vriendelijke rancher kregen we de zonsondergangstijd door plus een kaart van het park en zo konden we het rondje Pinnacles beginnen. Het is een grote, eenrichtingslus over een zandweg die met grote stenen wordt gemarkeerd, en op die manier zijn ook de ‘parkeerplaatsen’ gemarkeerd. We zijn regelmatig gestopt voor een wandeling door de Pinnacles. Het zand is maisgeel en toont zelfs als grove maismeel qua structuur. De Pinnacles zelf zijn eerst grijzig-geel maar worden verderop steeds kleurrijker geel en nog later in de route zie je zelfs gele Pinnacles met roze stukken erin.
Om kwart voor 6 kwam de bewolking los van de horizon boven zee en daarmee begon de hoop op een lage zonnestand toch weer te komen. We hebben een half uur op een mooie plek staan wachten. Ondanks het feit dat de zon nog lang achter de wolken bleef, werd het licht al wat rozer. Het was wel fris in de koude wind. De vogels in de struiken verderop waren volop aan het zingen. Het werden slechts 3 minuten dat de zon echt tussen de bewolking en de horizon kwam te staan en toen was ‘ie nog een tijdje half bedekt door een wolkenband. Het roze licht was dus maar even fel genoeg, maar onze schaduwen over de roodgekleurde aarde waren superlang. De Pinnacles veranderden van gele in roze beelden en even stond de wereld stil. FANTASTISCH !
Wederom namen we niet de brand Highway maar werd dit het begin van een zelf ter plekke verzonnen toeristische route. Onze plannen wijzigen per situatie en dus diverse malen per dag. We reden richting Jurien door een duinlandschap. En als we stoppen om bloemen te fotograferen kun je eindelijk weer eens de stilte horen alleen onderbroken door vogelgezang en het gezoem van de eerste vliegen (die we de komende maanden nog meer dan gewenst zullen meemaken). Jurien Beach is een uitgestorven ruim opgezet dorp met alleen maar laagbouw en veel groen én met prachtig zicht op het rif aan de horizon.
Bij Green Head kunnen we de auto tegen het strand aan parkeren en maken we een wandeling naar enkele lookouts op duin- en kliftoppen. Je loopt over smalle duinpaden met ontzéttend veel bloemen om ons heen. Vooral de vetplanten met de hele bossen fel-roze bloemen vallen hier op. Het uitzicht over zee vanaf een van de klifpunten die de baai zeg maar ‘omarmen’ was fantastisch. Rotsplaten die nét onder water liggen, een soort aalscholvers met witte buik en keel en midden in de baai-opening een grijze zeehond die de vis in z’n bek heen en weer smijt, met een boog over het water gooi en vervolgens weer opduikt. Wauw, wat een natuur! Op het pad treffen we een paar keer (maar als je goed tussen de bloemen kijkt zie je er veel meer) een hele dikke, trage hagedissoort met een korte stompe staart en een zwarte tong die af en toe heen en weer schiet, de Bobtail Skink.
Onderweg zagen we drie jongetjes die een yard-sale voor hun huis hielden en even verder op stonden er twee appels te verkopen. Er is hier ook zóveel te doen!
We eindigden deze dag in een motel in Mingenew. Het bleek een goede keuze. De mevrouw achter de bar leek helemaal trots, ‘they’re brandnew since last March!” Het toonde schoon, helder en frisgeverfd. Het appelvrouwtje gaf ons een welkom gevoel en dus gun je haar de klandizie voor A$ 88,00 ‘including a continental breakfast’.
Na het ontbijt zijn we nog even het dorp ingeslenterd, of beter gezegd, de Main Street overgelopen. Een strak diepblauwe lucht met wat plaatwolkjes in de verte, een hoge en stralende zon, een ongedwongen sfeer op straat want iedereen groet je, een piepklein parkje met BBQ en openbaar toilet én een glacier boulder, een kleine bakkerij waar de bakker net achter de toonbank z’n broodjes staat uit te rollen plus twee kleine ovens zo in het zicht, een Supa Valu buurtsuper die aan een grote schuur met allemaal technische dingen grenst en een ellenlange trein aan de andere kant van de straat. Small Town Australia in optima forma. Geníéten is dit! De mevrouw van de Tourist Info zet nét een soort Abraham-pop in een kruiwagen buiten ten teken dat het kantoor open is. We hadden een leuk gesprek met haar over de mogelijke wild flower routes in de omgevingen feit dat het speciaal is dat er momenteel water staat in de Irwin River omdat het een paar dagen geleden een aantal dagen had geregend.
Als we uitstappen om foto’s te maken, merk je dat de zon wel kracht heeft maar de lucht en het windje is nog fris. We zien gele, witte en paarse velden vol wildflowers. Enorme stukken grasland zonder hekken en een lange rechte weg die op een gegeven moment over gaat in een gravelroad. En de vliegen worden steeds erger, vergeet dus niet het raam dicht te doen als de auto wordt stilgezet! Als je uitstapt duurt het 15 seconden maar dan hebben ze je ook gevonden! Het raam kan pas open als je weer rijdt.
We zijn doorgereden naar Coalseam National Reserve Ooit ontstaan omdat de schapen er niet konden grazen en het gebied aan z’n lot werd overgelaten, hetgeen resulteert in een overvloed aan wildflowers. Het uitzicht over de canyon met daarin de Irwin River mét water is prachtig, De rivier slingert zich een weg door het plateau daar ver in de diepte.
We eindigden onze dag in Geralton. Een redelijk stadje aan de kust. De eigenaar van de B&B bleek al (wij waren er om 14:45h) een glas te veel op te hebben. Afijn. We zijn eerst naar het Western Australian Museum gegaan. Daar liggen de overblijfselen van de Batavia. Een VOC schip dat op 4 juni 1629 na muiterij hier op de koraalkust zonk.
We zijn in Geralton eerst gaan touren langs de ‘local scienic route’ die ons langs een paar mooie stranden en de rood-witte vuurtoren bracht. Op Separation Point was een mooie lookuit over de rotsplaten in het water, de knalwitte golven en het soms melkblauwe water. Een roofvogel (bruin met een witte kop) hing helemaal stil in de lucht en viel vervolgens als een bakstenen de golven. Een strakke en diepdonkerblauwe lucht (oostenwind, Frank vertelde dat het hier de laatste weken steeds zuidenwind was geweest, die dus koude aanvoert) en ongelooflijk blauw-groen zeewater.
Rond 11.30h passeerden we het bord ‘Thank you for visiting Batavia’s Coast’ en kwamen we weer in een tafelberg landschap terecht. Eerst een stuk over de Highway en daarna weer naar de kustweg, die ons weer door een duinlandschap voerde. Richting Kalbarri reden we opeens langs een knalroze meer. We hadden al zo’n roze streep in de verte zien liggen maar het bleek gewoon knalroze water te zijn! Duidelijk zoutwinning. Vervolgens passeerden we de Hutt River en toen ging er een lampje bij ons beiden branden: De Principality! Inderdaad volgde er even later een bordje met Hutt River Principality en we besloten de unsealed road op te gaan. We hebben ongeveer 30 minuten over die lange, rechte, rode streep gereden, moesten toen een keer afslaan en reden toen het terrein van de Principality op. Het blijkt een boerderij te zijn met bijgebouwen. Toen we de auto verlieten kwam er een oud wiefke naar buiten die aangaf de Leonard bij de Post Office was. Blijkt dat toch ‘princess Shirley’ geweest te zijn! Door het gebouwtje met de souvenirs liepen we naar de Post Office, waar his Royal Highness Prince Leonard himself uitleg stond te geven aan een groepje toeristen, dat hier met een busje naar toe gekomen was. Hij zette in diverse paspoorten een stempel van aankomst in de Principality plus een stempel van vertrek. Het grappige is dat het is tot in het perfecte doorgevoerd: Hij en zijn familie hebben zich ‘losgeweekt’ van de Commonwealth (Gemene Best) op officiele wijze, en de familie staat nu echt geregistreerd als een koninklijke familie! Ook hun paspoorten, hun postzegels, hun muntgeld, hun visastempels e.d., alles is wereldwijd geaccepteerd en geregistreerd.
Om 15.30 uur reden we vanuit het zuiden Kallbarri National Park in. Het gebied werd één groot, weids, glooiend en groen gebied van halfhoge stuikjes met de zee links van ons. Af en toe werd ons een verwachtingsvolle blik op de kliffenkust in het noorden gegund, een voorproefje van wat er nog komen gaat.
Je rijdt het stadje Kalbarri vanaf een laatste helling in en het ligt dan heel mooi in de middagzon aan de overgang van de Murchinson River in de zee. De riviermonding slingert een paar keer heen en weer voordat het definitief de zee raakt.
Gistereren zijn we naar de Red Bluff gegaan waar we een enorm fantastisch uitzicht hadden op de kloffen naar het noorden en het zuiden. Steile, vertikale wanden met prachtig gekleurde banden in het gouden uurtje; De oranje kleuren worden heel warm.
Daarna zijn we doorgereden naar de zuidkant van het park, naar de Island Rock en de Natural Bridge. Het eilandje voor de kust stond dapper in de forse branding en even verderop een prachtig uitzichtop de Natural Bridge, vlak voordat de zon net boven de horizon achter een smalle rij bewolking schuil ging. We hebben nog net kunnen genieten van de prachtig opkleurende rotsen met hun gele, oranje en bruine banden, aangevuurd door de warmte gloed van de zon. De golven spatten met donderend geraas tegen de voet van de klippen op. Voor ons ligt alleen maar één groot blauw vlak, dat pas bij Madagascar weer eindigt. Overweldigend, die wijdsheid en die kleurenpracht en de kracht van de golven! En op de treugweg hopte er nog een kangeroe voor onze auto langs.
Vandaag zijn we naar de kloven gegaan. De zijweg naar de gorges is één lange unsealed road, maar dan van het kaliber wasbord. Ongelooflijk, de auto stuitert over de weg en rammelt aan alle kanten. Alleen maar okergeel voor ons en achter ons. Veel uitgebloeide banksias en grote grijs-witte bollen in het groene landschap. We gingen eerst naar de Lookout. Je ziet zo dat het oud land is, rode plateaus beddekt met stuikgewas waar de wind door ruist. Geen hekken hier, gewoon de naakte rotsen waar je overheen loopt en vlak naast ons een drop off. Over kloofje heen stappenen bukkend onder de struiken door Lekker ruig! De Loop is waar de rivier een lus van bijna 360o maakt en het punt waar de stukken water bijna samenraken. We lopen over een heel smal stukje rots waar je in een paar meter aan beide kanten ver in de diepte de rivier kunt zien liggen.
Over de ‘yellow brick’ road reden we naar de Z-bend. Als je daar op het uitzichtspunt aankomt kijkt je ZO het ravijn in, fantastisch. In de diepte zijn mensen aan het pootje baden en zitten er een paar in de schaduw van een overhangende rots. Later blijken ze in 10 minuten via een pad naar boven te zijn gelopen. Het is prachtig hier, die oude rode rotsen met hun overhang, stukken die al losgebarsten zijn Prachtig! Hierboven kun je zelfs het gerugel van het water horen. Het lijkt erg veel op Zion National Park in Utah. Onderweg zagen we nog een emoe oversteken maar die was in de struiken zo weer verdwenen, dus helaas, geen foto.
's Middags zijn we naar Rainbow Adventures gegaan, daar fokken ze papagaaien en parkietachtigen die op punt staan uit te sterven. Maar meer dan dat: Het blijkt een heel mooi opgezet gebeuren te zijn. Hele tuinen (overdekt met booomschorsplanken of netten, waarbinnen de grote ruime volieres staan. Ook is er een heel groot overdekt gebeuren waar je vrij kunt rondlopen en waar de vogels vrij kunnen rondvliegen. Die scheren dan ook op centimeters langs je hoofd, fantastisch!
Tegen 19.00 uur gingen we eten wbij een vistentje dat we vanmiddag hadden gezien. Via de liquorstore, waar Paul wijn en plastic wijnglazen kocht, werden we uitgenodigd door Jeanette en John om bij hen aan het terrastafeltje te komen zitten. En dat werd een heel leuke avond! Allereerst wordt een heel vel paper met patat en gefrituurde vissoorten (pink snapper, oester, scampie en inktvisringen, inclusief partjes citroen) op je tafeltje afgeleverd, je pakt het uit en vervolgens is het alles met je handje eten! Later werden we nog uitgenodigd om bij hen in de caravan een kopje thee te drinken en we bleven maar praten en praten, heerlijk!
De volgende dag zijn we nog even wezen kijken bij twee uitzichtspunten. Zie onderstaande panoramafoto
Gisteren zijn we bij de Stromatolieten wezen kijken in Hamalin Pool. Kijk, dat de weg eindigt bij de Hamelin Pool, een superzoute zeearm, lijkt me logisch, maar ik had wél een dorp verwacht! Wat blijkt: vier gebouwen, eeen paar barbeques en een bordje dat je, vooordat je naar de stromatolieten gaat, eerst even info moet halen in de shop. Wauw, en dat staat nog heel volwassen op de kaart ook!
De wandeling naar de stromatolieten gaat over een strand, dat ook hier al bestaat uit piepkleine schelpjes, die tot grof zand zijn gelopen. En alhoewel ik met bij een ‘boardwalk’ toch een hele ‘walk’ had voorgesteld, was dit houten piertje toch voldoende om van het fenomeen te kunnen genieten. De uitleg op bordjes, ‘gegeven’ door Stumpy, een soort tekenfilm-stromatolietje, was duidelijk en humoristisch.
Vóór de kust hier, dus in de Hamelin Pool, ligt een enorme zandbank, de Fauré Sill, die er al zo’n 6000 jaar ligt (en wat we dus uit het vliegtuig naar Perth toe hebben gezien). Er is vanwege de zon en de vele wind in dit gebied een supersnelle verdamping, hetgeen resulteert in een extra zoute zee-arm, wat weer een ideale en veilige plek is voor het gedeien van de cyanobacterie die weer verantwoordelijk is voor het ontstaan van stromatolieten. Het gebied werd in 1954 ontdekt. De stromatolieten zijn erg kwetsbaar, ze groeien maar 1 centimeter in de drie jaar. Het was nu eb en de oude wagensporen, die tot 60 jaar geleden hier nog werden veroorzaakt door wagens die wol naar de schepen op zee toe brachten, zijn nog te zien. De soort die hier het meest voorkomt is de geclusterde stromatoliet en naar het water toe worden ze steeds dieper zwart. Het blijkt dat geologen aan de hand van jaarringen binnenin de stromatolieten (net als bij bomen) veranderingen in het klimaat kunnen traceren. Stromatolieten hebben bij het ontstaan van de aarde er voor gezorgd dat er zuurstof in de aardatmosfeer kwam. Het schijnt nu bij vloed ook zichtbaar te zijn dat er nog kleine zuurstofbelletjes aan het water worden afgegeven.
We reden vandaag eerst naar Shell Beach, niet ver van hier. Het hele strand is ontstaan door de Cardiid Cockel, piepkleine ronde witte schelpjes, een van de weinige soorten die in zulk zout water leeft. De cementindustrie gebruikt het voor cement en de kippenindustrie gebruikt het voor de kalkbehoefte van de kippen. Omdat er steeds nieuwe schelpen worden aangevoerd door de zee wordt het als eeen sustanable source beschouwd en wordt het gecontroleerd gebruikt. Eerst loop je over een soort schelpenzand dat steeds grover wordt en vlak aan de kust is het één diepe, rulle band hele schelpjes. Je kunt er zo je hand in duwen. Werkelijk mijárden schelpjes liggen hier. Naarmate het geheel ouder wordt zorgt de regen ervoor dat de kalk eruitloopt en zodoende worden de schelpjes aan elkaar gebonden. Op één dame na, die ver de zee ingelopen was, hadden we dit hele strak witte strand voor onszelf
Een paar kilometer verder ligt Eagle Bluff, een mooi uitzichtspunt. De meest zuidelijke randen van deze zee-armen zijn hypersaline, hetgeen betekent dat het 2x zo zout is als gewoon water. De rest van deze zee-armen is metaline, dat is anderhalf keer zo zout als zeewater. Het was ons al opgevallen, dat er geen meeuwen of steltlopertjes aan de waterrand lopen, maar dat komt natuurlijk omdat er maar amper zeediertjes leven. Ook de zeegrasbedden voorkomen te veel instroom van vers zeewater, met daarbij het feit dat het water hier door wind en temperatuur snel verdampt en zo houd je de verhoogde zoutpercentages. Op de twee piepkleine eilandjes voor de kust konden we Pied Cormorants zien
Denham is een alleraardigst dorp. Een soort boulevard die zowaar bruisde. Er was de Southerly Winds Celebration gaande, hetgeen alleen maar inhield dat er een tent met schminken, huisvlijt en wat meuk stond plus een heleboel vliegers maar er waren veel mensen op straat en dat gaf toch een gezellige bruis. Het uitzicht vanaf de boulevard over zee is indrukwekkend. Al die kleuren zeewater, van zacht geel waar het ondiep is via licht groen, turqoise en blauw naar donkerblauw waar het diep is of waar er zeegras groeit. Wat zeilbootjes binnen bereik, een strakblauwe lucht, palmen, veelkleurige vliegers, een kite-surfer, een pickup met een bak vol gesprokkeld brandhout en oma in een oude Nissan pickup. We konden het onder het genot van een groot glas koffie vanaf het terras allemaal bekijken. We aten een zelfgesmeerd broodje op een bankje aan het strand maar de wind is zo hard en koud dat we de rest voor later bewaarden. Wel gelachen om een toerist op een kameel. Zo van je toert door het hele dorp, iedereen ziet dat je een ezel bent en je betaalt er nog voor ook!
Verderop passeerden we Little Lagoon, een prachtig meertje waar we een wannabe-dorlfijn zagen. Een klein visje sprong wel 15 keer achter elkaar wel een halve meter op vanuit het water en dan wiggelen met z’n staartje, zo blij, zo blij, fantastisch!
We zijn nog doorgereden naar Monkey Mia. Dat blijkt volgens de boeken alleen maar een resort te zijn met motel en kampeermogelijkheden en het is afgesloten. Je moet $ 6,00 per persoon betalen, daarmee zouden we tot morgen mogen blijven en de dolfijnen worden alleen 's morgens gevoerd. Wij wilden eigenlijk alleen maar even rondkijken hoe het eruit ziet dus we bedankten de ranger en draaiden weer om. Op een uitzichtspunt keken we met de verrekijker de zee op en Dolfijnen!! Gewoon met een zootje tegelijk aan het zwemmen over een aardig breed gebied. Je kon op afstand de zee zien schitteren daar waar ze boven water kwamen en met de verrekijker kon je hun koppies en hun vinnen boven water zien opduiken ! Wauw!!! geen gearrangeerde voedertijd maar nu zwommen ze gewoon maar rond !
Vervolgens zijn we nog gestopt bij Fowlers Camp, waar nog resten van mangrovebosjes zijn. Ze staan tussen bedden van zeegras en sommige stukjes schelpenzand blijken wat moerassig te zijn! Dat was dus steeds even uitkijken waar we de voeten neerzetten. De mangrovebosjes staan hier niet hoog op hun wortels en de bomen zijn vrij laag. Overal groeit een soort groen-met-rode-zeekraal en er bloeiden prachtige paarse bloemen.
Terug op de camping hebben we een tijdje in de warmwater poel gezeten. Dit water komt uit een eigen ondergrondse bron, het is zo’n 34 graden dus je moet wel even ‘door’ komen maar dan is het lekker ontspannen in het zonnetje.
Ik geloof dat als ik thuis had gezeten, ik onderhand behoorlijk gallisch was geworden van die continue harde wind, dat al daaaagen achtereen, dag en nacht. Hier is het beter houdbaar omdat de lucht strakblauw blijft maar ook onze nieuwgearriveerde buurman bleek behoordlijk te balen. Another windy day, had ‘ie 's morgens tegen Paul verzucht. Hij heeft een kleine vissersboot en kan derhalve de zee niet op.
Onderweg is het landschap eerst nog heuvelachtig, daarna verandert het in tafelbergen. We reden een uitzichtspunt op met zicht op andere tafelbergen waartegen hele gele en paarse bloembedden groeiden en in de verte, over de vlakte die alleen doorsneden werd door een paar tracks en een lang hekwerk, zag je Hamelin Pool nog blauw schitteren.
Daarna werd het landschap steeds platter, de bossages werden lager, de grond werd steeds dieper rood. Alleen nog maar vlaktes met pollen grijzig-groen op rode aarde. Toch nog veel geel langs de weg en zelfs roze bloemen contrasterend op dieprode aarde. Een lange rechte weg onder een diepblauwe lucht, gele hagedisjes op het wegdek die je toch stiekem probeert te ontwijken, al hopende dat ze éven blijven zitten als je ze precies tussen de wielen hebt en hele stukken weg met regelmatig ‘floodway’ borden. Auto’s die hun lichten wél aanhebben vallen eerder op boven de luchtspiegelingen op de weg. Een wit dak dat boven een glooing in de weg opduikt, lijkt door de luchtspiegeling eerst een kolossale roadtrain maar blijkt bij nadering een kleine camper. Ik kijk meer parallel langs beide kanten van de weg dan op de weg zelf, wat dáárop nadert zie je toch wel. Het gaat er vooral om wat er onverwacht op kan spríngen. En ook de raven in de gaten houden die op de roadkills zitten. Soms lijkt het net of de blauwe lucht een verlengd deel over de weg uitgelegd heeft, het is niet te zien waar de een begint en de ander eindigt, één extra lange blauwe spiegelende band in de verte.
Carnavorn bleek v olledig dicht te zijn dus gaan we door naar Coral Bay. Paul spotte onze eerste F1, een smalle kolom rode stof die boven de vlakte uittoornde. Helaas was ‘ie al uitgeraasd toen we dichterbij kwamen.
Om 15.25 uur passeerden we de Steenbokskeerkring.
Even later reden we door een gebied dat bezaaid was met métershoge termietenheuvels tussen het knie-hoge struikgewas, zover je kon kijken, surreal ! Het leken wel Pinacles, maar dan van rode aarde.
Coral Bay bestond uit twee campings, een backpackers hotel en een resort. En dat is dan héél Coral Bay he, en alles vol. Next best zou Exmouth zijn.
We toeren vandaag richting noord. Naar de North-West-Cape rij je weer door een zelfde soort landschap als eerder, grijs-groene struiken op rode aarde, veel termietenheuvels en diverse emoes. Dat zijn kuukse dieren om te zien, zoals ze wiegen met hun bruine struikgewas op die hoge poten. Als ze stilstaan vallen ze in dit landschap amper op. Op de hoek met de Mildura Wreck Road, dus net naast de vuurtoren, maakten we onze eerste stop. Nou, jawdropping! Het knalheldere water in alle mogelijke kleuren blauw, het witte schuim op het rif verderop en de gele rotskliffen met het strand ervoor, fantastisch!
De tweede stop was bovenop de klif waar de vuurtoren op staat. Helaas staat er hier toch weer behoorlijk veel wind waardoor er schuimkopjes op het water zitten. MAAR: Ik zag zomaar een grote puf in de verte en wat bleek: daar zwom een bultrugwalvis! Hij bleef heel saai stilliggen, maar je zag (met de verrekijker, en soms zelfs met het blote oog) de zon op z’n rug schitteren en af en toe kwam er zo’n grote stoomwolk uit het water zetten ! Ongelooflijk, en dat zomaar in het wild!
De volgende stop was bij het Jurabi Turtle Center (dit is het Jurabi Costal Park), een soort met tentdoek overdekte verzameling van displays en er werd op een leuke manier uitgelegd hoe de cyclus is van de schilpadden, die hier op deze stranden eieren leggen. Het is nu paartijd voor de schildpadden. Stukken afgebroken koraal op het uitgestorven strand, opkomend tij dendert tussen de rotsplaten door het zand op, vreemde schelpen, holletjes met hele krabbensporen over het zand en zee-egels op de rotsen.
Daarna reden we door naar Jacobz Beach, waar Paul wat in het water meende te zien. Toen we bleven kijken, zowel met het blote oog als met de verrekijker, ontdekten we diverse zeeschildpadden, ongelooflijk, wat een dierentuin hier ! Je ziet hun bruine schild bovenkomen, dan steken ze hun oude-mannen-koppie boven de golven uit om te ademen en dan zie je ze weer onderduiken. Een keer was er eentje bij, die met alle vier pootjes dapper aan het spatteren was alsof ‘ie z’n eerste zwemles kreeg en hup, daar dook ‘ie weer onder. Nu je weet waar je (tussen al die schuimkopjes !) op moet letten, zie je er steeds meer Wat was dit genieten zeg!
Hierna zijn we gaan snorkelen op Janz Beach. Er groeide wat algemeen groen maar er stond een enorme clam, die een paar centimeter openging maar zodra we dichterbij kwamen, de deurtjes sloot ! Fantastisch !
En toen we daarna op zaten te drogen op de handdoek zagen we in de verte toch een enorm spectakel. Er ging een school van zeker 6 humpbackwhales voorbij. Soms zagen we wel 4 puffen tegelijk uit het water komen en zag je tegelijkertijd nog ruggen schitteren in de zon ! Een keer zag ik ECHT een walvis hoog uit het water springen en SPLASH ! Zó het water weer invallen. Fonteinen van wit schuim rondom. Ook waren ze met hun zijvinnen op het water aan het pletsen. Lang leve de verrekijker. WAT een fantástisch gezicht zeg ! Zelfs met het blote oog was het goed te zien dat het om een paar exemplaren tegelijk ging, en zag je de zon op hun boven het water uitstekende bulten schitteren. WAT hebben we genoten zeg.
De auto moet gerepareerd, de airco en de radio werken niet meer. Vandaag hebben we afspraken gemaakt met een garage hier in Exmouth. Morgen brengen.
Vandaag gaan we naar Yardi Creek, midden in het Cape Range National Park. Je rijdt met de auto zo'n 90 kilometer voordat je de Yardi Creek op kunt in een kleine, overdekte rondvaartboot. De kanten van de creek gaan steil naar beneden maar toch is ‘ie maar maximaal 9 meter diep. De zandplaat tussen het strand en de creek was breed, hoog en dus goed te zien. Vanaf daar mogen er alleen maar 4-wheels naar het zuiden rijden, de weg voor gewone auto’s stopt hier vóór de zandbank. Zwaluwen scheerden razendsnel vlak over het water en om ons heen stonden plukjes lage mangrove. Twee jaar geleden was de zandbank voor het laatst opengebroken door de zee, maar onderlangs komt er met vloed nog steeds vers zeewater de riviermonding binnen., alhoewel het aan deze kant van de zandbank iets minder zout is dan op zee, en meer de rivier op wordt het water steeds zoeter. 7 tot 10 miljoen jaar geleden kwam deze oude zeebodem omhoog en is het eerst regenwoud geweest, waardoor ook alle gorges en canyons ontstonden. Het was ook een eiland toen het zeenivo hoger lag. De yardi River is ligt onder zeenivo. Er lag een soort kangeroe languit in de schaduw van een boompje, dit bleek weer een bepaald soort te zijn, een Euro, die schijnt een zachtere vacht te hebben dan de kangeroe. Ook zagen we een zwarte zwaan, die officieel niet noordelijker voorkomt dan Geraldton maar hier al een paar jaar verblijft.
We hebben heel wat kleine grijs-blauwe reigers gezien, en ook een paartje kleine witte reigers. Het was dit jaar voor het eerst, dat ze jongen hadden en we hebben het nest in de rotswand ook gezien. Daarnaast heel veel witte papegaaien gezien (corella’s ?) We werden gewezen op de licht paarse desertrose (die ook katoenbolletjes produceert), op een nestje jonge zwaluwen en een jong met zijn ouders op een rots net boven het water en heel veel edemic planten. We voeren de rivier op met een langzaam pruttelgangetje, langs de vertikale rode rotsen naast ons. Na de eerste bocht werd het een stuk minder diep en moest Math diverse rotsen ontwijken om ons een historische fishtrap van de Aboriginals te laten zien. Aan het einde hiervan zouden er blackfoot rockwallibies te zien moeten zijn, edemic voor deze plaats. Dit is de enige plek ter wereld waar ze nog voorkomen maar helaas, het was natuurlijk ook al midden op de dag, we hebben er niet één gezien. Math deed wel z’n best om zijn 12 gasten op allerlei andere planten, bloemen en dieren te wijzen. Ook plukte hij een stukje van een yammi plant, die erg naar citronella ruikt en die de Aboriginals gebruikten voor allerlei pijntjes door het plantje op de pijnlijke plek te rubben.
Bij het uitstappen wees hij ons nog op de gefossiliseerde resten van koraal en schelpen langs het pad. Ongelooflijk, een hele fan-karoaal fossiel! En daarnaast nog stukjes ander koraal en schelpen in de rotsen, fantastisch. En dan zijn deze fossielen nog maar 100.000 jaar jong!
We gingen nog een broodje doen op Sandy Beach, nou, en daar valt je mond open ! Een enórm gebied met een zand-zeebodem die maar niet dieper wordt tot ongeveer bij het rif, kristalhelder water (en dat z`ónder Photoshop !), een randje knalwit schuim daar waar het rif gaat en een kudde walvissen die naar het zuiden zwemt.
We zijn doorgereden naar Lakeside waar je mooi moet kunnen snorkelen. Je moet eerst 400 meter zuidelijk lopen (we zagen ondertussen nog een zeeschildpad z’n koppie boven de golven uitheffen) en dan zie je aan de donkere vlekken in het water waar de stukken koraal liggen. We zijn gaan snorkelen. Nou, helemaal super hoor! Je ziet meteen van alles. Tje, en wat zie je niet ? Diverse soorten koraal, grote bollen en zelfs een echte tafel. Zoveel soorten vis, van piepkleine, knalblauwe tot parrofish, maanvisjes, iets soortgelijks maar dan met in punten uitlopende gele en witte strepen, grote zwarte vissen, lange dunne geel-witte vissen en twee dikke zeekomkommers, ongelooflijk ! En opeens dook er een gordijn van vissen voor ons op (grote zwart-witte vissen) die ons rustig passeerden, echt, je snorkel valt zó uit je mond !! Het was even tegen de golven en de stroming opzwemmen en je dan met de stroming mee laten voeren over de koralen heen. Je alleen maar mee laten drijven en genieten vanal dat moois, ondertussen wel steeds krachtig uitademen want de golven waren redelijk hoog door een toenemende wind. Het was ontzéttend mooi allemaal. We hadden onze achterkantjes goed ingesmeerd met waterbestendige factor 30 want je verbrandt hier leven met deze UV-straling plus het feit dat je gewoon op het water blijft drijven. En na de duik even aan de zoete frisdrank om al dat zout in je mond kwijt te raken, weer even op te warmen in de zon en op te drogen.
De afgelopen 4 dagen hebben we erg veel met ons hoofd onder water gezeten. De ene keer al snorkelend en de andere keer met onze duikspullen om. Hier volgt een samenvatting van onze indrukken.
Om 07:30 uur werden opgehaald om naar de boot te worden gebracht. Na een tocht over een ruwe zee kwamen we op de eerste duikstek, Lighthouse Reef. We werden ingedeeld met een Italiaans koppel, Paolo en Francesca bij een divemaster-in-opleiding Melanie, die ons mee op sleeptouw zou nemen. We daalden af via de ankerketting aan de voorzijde van de boot en je kon de bodem van 12 meter diepte toen al zien. Er zijn stukken zand en daarop staan dan koraalwandjes. Je komt echt ogen te kort. Het koraal en z’n bewoners zijn onbeschrijflijk. Je ziet allerlei veelkleurige aqauriumvissen, koraalduiveltje, heel veel paars koraal, tafelbladkoraal met pieperdiepiepkleine zwart-witte visjes tussen z’n dikke, korte ‘tentakeltjes’, de vissen blijven gewoon voor je duikbril hangen, hele scholen gele vissen, en kon niet op. Melanie wees ons op een octopus in een holletje en evenlater op een schildpad in een groter hol. Hij moest naar boven om adem te halen dus heel traag kwam ‘ie uit z’n hol en leek vervolgens met lange, trage slagen naar boven te vliegen. Het was machtig mooi om ‘m te volgen totdat hij het schommelende wateroppervlak bereikte, wát een prachtig gezicht was dat ! We zijn langs een aantal koraalwandjes gezwommen waarbij je onder water nog de beweging en schommeling voelde en zag van de stroming. Ik lag heerlijk mee te deinen met dit trage, langzame tempo, waarbij je alleen uit moet kijken dat je niet tegen de koraalwand opbotst. Maar alle vissen om je heen hangen ook zo in de stroming te deinen dus het is een prachtig gezicht.
We hebben ook een Manta Ray snorkel cruise gemaakt. Met een grotere boot vertokken we uit de marina. De golfslag was veel minder hoog dan gisteren dus dat is ook prettig. We waren nog maar net uit de haven vertrokken of er zwommen al 2 dolfijnen langszij even met ons mee. Vervolgens komt er een walvis in beeld, en nog niet eens zo ver weg. Hallo zeg, waren we al begonnen? Na een tijdje kwam er een klein vliegtuigje boven de boot vliegen. Er werd ons verteld dat dit vliegtuigje voor ons op zoek gaat naar de manta rays en dat die gegevens aan de schipper door worden gegeven. En inderdaad, na een tijdje gingen we full speed op pad, we moesten ondertussen onze wetsuits aantrekken, werden we verdeeld in 2 groepen en werd er verteld hoe we snel en zachtjes de boot moesten verlaten. De eerste groep bestond uit een paar gezinnen met kinderen dus dat zachtjes te water gaan zagen we al niet zo zitten. De tweede groep bestond uit alleen volwassenen. Toen wij heel snel te water gingen en met een rotgang achter de guide aangingen, bleek dat er in de verste verte geen manta ray meer te zien was. En toen moesten we weer gauw gauw de boot op klauteren nadat er mensen naar de boot gebracht moesten worden die nog nooit gesnorkeld hadden en het niet meer zagen zitten. Wat een paniekerige sfeer zeg, bah. Daarna moesten we paraat blijven zitten terwijl het vliegtuigje rondcirkelde en verder vloog op zoek naar de volgende groep manta’s. Dat wachten begon allengs langer te duren en op een gegeven moment kwam het nieuws dat er door het vliegtuigje nix meer was gesignaleerd. Dat is balen natuurlijk, want daar heb je tensloten $ 95,00 betaald. We werden vervolgens ruim een half uur ‘uitgelaten’ boven een rif dat we rustig konden beduiken. We konden heerlijk samen bezig zijn met fotograferen en het bekijken van een klein stukje prachtig koraal. Enorm grote gele ‘fruitschalen’ koraal, dikke rood en roze gekleurde zeekomkommers, hersenkoraal, tafelkoraal en zacht koraal dat zachtjes heen en weer wuifde als zwart-witte varens. Niet overdadig veel vissen maar wel een aantal gekleurde exemplaren. Gewoonweg prachtig. Daarna gingen we op zoek naar walvissen en dat lukt makkelijk hier. We zagen een paar keer een groep van drie stuks, moeder, kalf en een chaperonne samen opzwemmen. Een keer doken er twee bijna gelijktijdig vertikaal omhoog en zorgden voor een bruisende witte schuimkolom. Ook zag je ze echt ‘zwaaien’ met hun vinnen en in hun lengte richting rondjes draaien: Grijze rug, witte buik, gruize rug, fantastisch. Ook het klepperen van de vinnen op het water kon je (met een kleine vertraging) horen. De laatste groep die we troffen, kon je eerder horen dan zien. Ze draaiden zelfs een rondje rond de boot, eerst aan de linker zijde, toen achter, toen een hele tijd nix en vervolgens hoorden we ze achter ons. Het zeewater was inmiddels nog rustiger geworden dus elk schuimkopje dat je nu zag, had is met een dier te maken. Zo zagen we ook nog een dikke gele zeeslang op het oppervlag zwemmen. Wij kijken hier onze ogen uit, maar er waren Australiers die gewoon op de banken gingen liggen slapen! Zo van: O ja, wéér een walvis.
Turquoise Bay, je ziet zelf waarom. Klik op de foto voor een grotere foto
Op zondag zijn we gaan duiken bij Muiron Island. Dat is zo'n anderhalf uur varen met een snelle boot. Onzerweg zagen we dat een walvis wel 20 x achter elkaar met z’n staart op het water sloeg, de witte onderkant van z’n staart schitterde in het zonlicht en klap na klap sloeg ‘ie die op het wateroppervlak, wát een bijzonder gezicht wat dat! Paul en ik werden ingedeeld bij divemaser-in-opleiding Rob, samen met Andrea en haar partner (het Duitse stel van de camping dat verbaasd was ons vanochtend te zien, we waren immers van de camping vertrokken) plus nog een koppel. We gingen vertikaal naar beneden en zwommen vervolgens achter Rob aan over een grofgeribbelde zandvlakte met een sterke zij-stroming. Toen we al naar elkaar gekeken hadden met het idee van: belooft dit wel goed te gaan, maakte Rob een hoek van 90 graden en gingen we recht tegen de stroom in. Dát was werken zeg. Binnen een kwartier was mijn luchtdruk gedaald van 210 naar 140! En inderdaad, Rob schreef op z’n plankje de verkeerde kant op te zijn gegaan en we stegen heel langzaam op. Tegen die tijd liet mijn fles voor de tweede keer onder water los, dus ik ben aan boord gestapt en Paul ging met de groep verder met het vervolg van de duik. Ze gingen nu bij de ankerketting naar beneden en hebben zelfs 2 haaien een robbertje zien stoeien in een grot! Met de tweede duik ben ik met Andrea als buddy en Rob als divemaster het water ingegaan. Omdat Paul op de boot bleef had ik de camera mee. Het gebied waar we doken was fantástisch que koraal, werkelijk alles soorten, maten, kleuren en vormen waren binnen een klein gebied te zien. Niet echt veel vis en helaas erg veel opgedwarreld zand. Ook kwam er een divemaster met zijn groep dwars door de onze heen dus even wist ik helemaal niet meer wie Andrea of Rob nu waren. Gelukkig had Andrea blauwe vinnen en Rob een schrijfleitje. Zelf val ik natuurlijk lekker op met m’n eigen roze vinnen! Er waren hier gewoon veel te veel duikers tegelijk op dezelfde plek. Ik heb geprobeerd foto’s met tegenlicht te maken, dus met het zicht van beneden naar schuin boven. We zijn een paar keer door twee muren van koraal gezwommen, maar er stond zóveel stroming, dat je steeds op moest passen niet tegen het koraal geduwd te worden.
Rond 07.00 uur waren we op weg richting zuid. De Cape range ving mooi oostelijk licht waardoor de diepe gorges te zien waren. Twee overstekende emoes en veel magere skeepies langs de weg. Dág mooie Cape Range, je was een aangename verrassing. Een roofvogel vloog laag over de weg, wát een spanwijdte! Geiten met enorme hoorns, veel rode termietenheuvels tegen de groene vlanken en rood-bruine koeien langs de weg, ook al met van die grote hoorns. Dág Ningaloo Reef, it was definitely nice to meet you !
Na de afslag kreeg de weg meteen veel meer bochten en reden we dwars over parallelle heuveltjes tegen de zon in naar het oosten. Na een tijdje werd het weer een lange rechte weg. Onderweg gestopt om een foto van dit groene landschap te maken. Nadat we een heuvel overgingen werd het opeens een ander landschap: Lichtgroen-grijze grassen toonden savanne-achtig met hier en daar een solitaire boom. Droge stroombedding met een lange lijn aan hoge, witte berkachtige bomen, je kon de bedding zo naar links en rechts een heel eind volgen. Een tegenligger per 10 minuten.
Nadat we de North-West-Coastal- Highway weer opgedraaid waren hielden we even pauze op een parkeerplaats. Je kunt hier de stilte horen en je 360 graden omdraaien en ziet geen enkel bewijs van bebouwing of palen met electradraden zien, alleen maar het glooiende groene landschap. Wat een wijdsheid! Eerst reden we weer een tijdje dwars over lengteribbels in het landschap, vervolgens zagen we onze eerste ‘Kata Tjuta’s’ en daarna veranderde het landschap weer in een verzameling tafelbergen. Het is hier net Utah: Elke 30 kilometer heb je weer een volstrekt ander landschap.
Nanutarra Roadhouse. We hadden zo’n 300 kilometer afgelegd in nog geen 3 1⁄2 uur dus het was tijd voor een uitgebreide pauze. We gingen eerst bij de rivier kijken want dit is zo ongeveer de enige rivier die we zien waar wél water in staat. Een krijsende Corella vloog verstoord over het water. Toen we terug liepen naar het Roadhous verliet net een camperbus (en dan écht een echte bus he) met een Suzuki op de aanhanger de parkeerplaats met een grijze baard achter het stuur. We hoorden later dat de man bij z’n pensioenering z’n huis had verkocht en op deze manier het aangename klimaat (and the party) achterna reist. Een echte grey nomad dus. We kochten koffie en een sandwich (je krijgt een lege mok als je betaalt, de oploskoffie moet je zelf maken) en kregen goedkeurende woorden van de vriendelijke serveerster toen ze hoorde dat we op weg zijn naar Karijini NP. You’ll love it ! We gingen buiten zitten op het terras en Paul begon een praatje met een oudere dame die duidelijk hier op de motor kwam. You are the real hero’s zei Paul en vervolgens begon er een leuk gesprek met Fay (en later ook) Bryan O’Toole uit Brisbane. Fay was van Brisbane naar Broome gevlogen, hij had het stuk op de motor gereden. En vanaf daar waren ze samen op weg naar Perth voor vakantie. Ze vertelden 52 jaar getrouwd te zijn (dus moeten ze al rond de 70 zijn!) vijf kinderen en een zootje kleinkinderen te hebben, twee zoons vliegen bij Quantas en Bryan was zelf ook piloot geweest. Ze wisten van de ‘overname’ van KLM plus van de Nederlandse zeeschepen die hier in 1600-zoveel al aan land waren geweest. en bovendien zijn we van harte welkom bij hen langs te komen als we op weg zijn naar Sydney. Wát weer een leuke ontmoeting !
De weg naar Tom Price is smaller natuurlijk dan de Highway maar het was ook weer een bijzonder landschap. Eerst slingerde de weg tussen heuveltjes van maximaal 200 meter hoogte door, dan weer zagen we monolieten die geschakeld aan elkaar leken te staan. Een prachtige boom met eeuwigheidswaarde hebben we op de foto gezet. Heuveltjes in de verte blijken bij nadering enorme stapels van rotsblokken te zijn, zijn die hier ooit gedumpd gedurende een ijstijd ? Lage boompjes met fris lichtgroene blaadjes in een rood landschap en emoes in de schaduw van bomen. We keken even op een parkeerplaats bij Mt. Stuart, waar je 24 uur mag verblijven. Het blijkt in de floodway van de Duck Creek te liggen, dus weer heel veel witte Gum Trees. Waar ik in de planning had om 130 kilometer naar Tom Price via een geasfalteerde weg te rijden, bleek dat weg 136 naar Tom Price hier gewoon rechtdoorgaat: een gravelroad met als enige waarschuwing dat je je lichten aan moet doen! Dat scheelt inderdaad 70 kilometer, maar ja, het rijdt niet soepel natuurlijk! Een brede unsealed road met een enorme stofwolk achter ons. Een prachtig zicht op de eerste flanken van de Hamersley range met horizontale banen rood en groen op het gebergte.
De weg werd steeds meer een wasbord en Paul naderde de floodways steeds with caution. We konden in het begin redelijk doorrijden, tot 85 km/h, later werd dat tussen de 50 en 60 km/h. Over de eerste 50 kilometer hadden we slechts 50 minuten gereden. Na een afslag werd de weg in rap tempo slechter. Op een gegeven moment waren de ribbels in het wasbord zo grof dat de auto over de weg heen stuiterde en af en toe begon te schuiven. Paul reed zo dicht mogelijk langs de rand om toch wat grip op de weg te houden door iets meer zand dat daar lag maar we waren niet écht gelukkig. We arriveerden uiteindelijk doorelkaargeschut, maar heel in Tom Price.
Het Visitor Center van het park is prachtig. Ronde lijnen van geroest ijzer, die de kop, het middenlijf en de staart van een lizzard voormoeten stellen, zoiets van met de ervaringen van onze geschiedenis (staart) zijn we onderweg naar de toekomst (kop). Op de wand staat de Marni (=teken) van het Banyjima volk. De displays in de koele ruimte zijn mooi en duidelijk opgezet. Hier zitten we dus in de Pilbara, dat oergesteentes heeft van 3,5 miljard jaar geleden! Toen was de aarde nog maar 1 miljoen jaren jong! Impressiv !
We lazen er ook dat er ijstijden geweest zijn rond 2400 miljoen, 740 miljoen en 320 milhoen jaar geleden. 65 miljoen jaar geleden was het hier nat en stond hier een regenwoud. Ook was er aandacht voor de drie verschillende Aboriginal bevolkingsgroepen die in dit gebied wonen.
We verblijven op Dales Campground. Bij het aanmeldpunt aangekomen, dachten we voor een jury te verschijnen: Een grote bush tent met een houten veranda ervoor en acher een jurytafeltje 2 oudere heren met papieren voor zich. Douze points voor ons! Maar deze bejaardenclub (er liepen nog een paar grey nomands rond, een oudere mevrouw zat uitgebreide te breien en kon als enige ‘Verbruggen’ redelijk goed uitspreken) blijken de vrijwilligers van het park te zijn, er liepen ook 2 aboriginal rangers rond, het toonde als een gezellige vriendenclub.
We besloten naar de Fortescue Falls te gaan lopen, dat is vanaf de tent een kwartiertje lopen over een roodbruin zandpad door een steppeachtig landschap door spinifexbollen en lage bomen. Hoezo ravijnen? Het landschap toond lichtgroen en glooiend. Maar opeens tekent zich voor ons de bovenrand van een roodbruin ravijn af. Een groot en diep litteken in een lichtgroen langdschap. En net voorbij de parkeerplaats blijkt: Wat een DIEPTE !!! Vanaf een bankje kijk je zo een diepe groge in met daar beneden ons een bruidsluier van wit water over een geribbelde zwarte rotswand. Het is een afdaling van ongeveer een kwartier langs de bergwand die zich laat lezen als een boek, je duikt ZO de miljoenen, wat zeg ik, miljarden jaren in. Laag na laag na laag. Het lijkt wel EEN grote spekkoek, laagjes als van een beduimeld boek, Ongelooflijk, wat is dit mooi!
Je loopt over rotsblokken en stapstenen naar beneden, en beneden in het ravijn blijkt het een soort makkelijk beloopbaar trappencomplex te zijn: De platen rots zijn dermate weg geerodeerd, dat je ze als trappen naar het meertje kunt gebruiken. En Paul had het zowaar in z’n hoofd gehaald om hier ook te gaan zwemmen, de camera in het onderwaterhuis en hup het water in. Nou zijn we niet de enigen maar een beetje eng vind ik het wel. Ook het water in loop je over platte stenen, die wat glad zijn door de algen aanslag maar je kunt rustig over de steeds dieper liggende platen het water inlopen. En ook de watertemeratuur is helemaal niet gek ! Vervolgens naar de waterval gezwommen en daar heerlijk op de onderste stenen gaan zitten. Een heerlijke ervaring om al dat water over je schouders te voelen vallen. En tegen de zon inkijken zie je het water prachitg in witte spatters in het licht flonkeren. Wat is het hier aangenaam!
Wordt vervolgd
Afgelopen nacht rond een uur of half 4 heb ik dingo’s horen huilen. Toen we incheckten 2 dagen geleden zeiden ze al dat er dingo’s gesignaleerd waren en nu heb ik ze 2 keer horen janken. De tweede keer ongeveer 10 minuten later en toen koonk het al dichterbij! Nou ja, we hebben ook tussen de beren geslapen dus no sweat baby !
We draaiden de Great Northern Highway op: Wauw, dát klinkt ver weg! Richting het Auski Roadhouse rij je eerst nog door een stukje dat nog bij het Karijini NP hoort en het zijn meteen weer diep rode gorges. Je rijdt soms tussen twee grote rotswanden door, prachtig. In de verte doemen de hoge atenne van Auski Roadhouse (AKA Munjina Roadhouse) al op. We hebben er getankt en een bak oploskoffie plus een soort bami-kipvlees-bal-in-bladerdeeg gegeten, erg lekker. En dat voor $ 10,00, ze trekken niet meteen het vel over je oren. Buiten zag het er ook heel aardig uit: Een camping met gras en veel bomen en ook een motel en veel krijsende Galah’s. Toonde echt leuk, moeten we ook eens doen !
Vanaf daar hadden we steeds weer een ander landschap. Elke 50 km weer een heel ander landschap. Eerst leek het wel wat op de Veluwe, minder groen natuurlijk maar laag glooiend, veel bossages en bóssen paars bloeiende bloemen in dikke rijen langs de weg. Opeens veranderde het langschap in een open, glooiende, gele prairi met hier en daar wat groene vlekken van bossages in de verte. Een roadtrain reed net over de kim van een heuvel, het leek wel of ‘ie vloog . In de verte zagen we een knalrode monoliet schitterenin de zon. De roadtrains leken wel in een soort convooi te rijden, zó had je er een aantal redelijk achter elkaar, zo kwam je weer een kwartier helemaal geen enkel vooertuig tegen. Daarna kwamen we in een landschap dat allemaal kleine rode heuveltjes van rode rotsblokken had, allemaal kleine Kata Tjuta’s dus. Enorme rode rotsblokken op afgeschilverde rode platen Op een paar van die heuveltjes balanceerde een groot rond rotsblok er bovenop, een prachtig gezicht. Helaas was het grootste gedeelte van al dat moois beschilderd met namen door morons die hun als hondjes hun geurvlaggen achter willen laten, helaas, helaas, sukkels heb je overal. En het is juist zo mooi hier ! We passeren steeds droge creeks, lichtroze tot diep rood-bruine droge beddingen met rotsblokken en bomen die er midden in staan. In de verte zagen we opeens een rookpluimpje. Maar naarmate we de vuren naderden veranderden die alras in kolossale rookkolommen, je zag er zelfs nieuwe tussenin bij komen. Wat wel opviel was dat zoveel stukken vóór als ná de vuurzee al zwart waren dus we denken dat het gecontroleeerde afbranding van het groen is. De vlammenzee was nog niet eens zover van de weg af, maar lag ook maar aan één kant van de weg, indrukwekkend ! Op de zwartgeblakerde gronden zag je kleine F-1’tjes van rook opkringelen. We rijden door de Shire of Eastern Pilbara (the greatest shire on earth).
Toen we om 14.45 h een broodje wilden eten buiten de auto bleek het HEET ! De zon brandde echt op je huid, we zijn toen maar rijdende weg in de airco auto gaan smeren en eten. Jemig, dit is 40 plus hoor ! Bij Pardoo Roadhouse gingen we nog extra tanken. Grappig was het bordje bij de deur: Dat het water gratis is (20 liter maximum) maar dat een donatie aan de Royal Flying Docters zou worden gewaardeerd.
Een kleine 100 km verderop draaiden we de dirtroad op naar de Eighty Miles Beach camping, na 10 kilometer en een half uur stond de tent om half 5 op een prachtig schaduwrijk plekje. En toen konden we douchen, joepie !! Ik heb m’n lijf nog nooit zó geboend ! Het stof van Karijini zit tot diep in je porien, ik bleek plotseling een stuk minder bruin te zijn en toen ik m’n haar uitspoelde leek het of ik een kleurenspoelinkje in had gehad, helemaal rood. We staan mooi onder de kokospalmen, er hangen dikke groene kokosnoten in en het vogelgezang klinkt heel tropisch en volslagen onbekend.
De zee blijkt hier enórm ver weg vanwege een getijde verschil van 7 meter. De mensen die langs de waterrand lopen, lopen wel een kilometer vanaf het strand, Wat is het MOOOOOI hier ! Er zijn hier amper mensen en we hebben heerlijk ontspannen gewandeld en schelpen gezocht.
En opvallend is: De zon gaat nu net voor 18.00 uur onder, dat is een half uur eerder dan eerder gedurende de vakantie, we zijn schat ik vandaag ook zo’n kleine 300 kilometer naar het noorden gereden. Het was ZO mooi om de zon echt in de zee te zien zakken. En het was ook zo wonderlijk dat toen de zon net boven de horizon stond, iedereen op het strand stil stond en er naar keek. Net of het moment zelf even helemaal bevroren werd, er was amper beweging meer te zien op dit hele immense strand. En je zag ook de eerste breuklijntjes in de zonneschijf toen de zon de horizon bijna raakte. Langzamerhand zag je steeds meer hoekjes ontstaan en de zon wegzakken en dat allemaal tot en met het allerlaatste puntje zon, wauw, wat was DIT bijzonder !
Daarna zijn we in het donker naar het strand gelopen, je kon de zee in de verte horen bruisen en dat klonk al duidelijker dan vanmidddag. Toen onze ogen gewend waren aan de donkerte was het een prachtige sterrenhemel. De melkweg lijkt wel licht te geven. Het ligt als een wolk, die van onderaf door een verweggelegen stad wordt verlicht, over onze hoofden. Ongelooflijk wat mooi. En Wega in de verte is een van de helderste sterren in het noorden vanaf hier. We hebben een paar kleine vallende sterren gezien.
We komen net bij Sandfire Roadhouse vandaan. Toen we daar aan kwamen rijden is het eerste dat je ziet: twee bordjes ‘out of order’ op de beide benzinepompen. Gelukkig is dat slechts geldig voor pomp 1 en 3, 2 en 4 geven nog benzine. Dat is toch de grootste schrik voor een reiziger langs deze verlaten wegen!
Volgens mijn herinnering gaat deze lange rechte weg door een uitloper van de Great Sandy Desert, hetgeen de naam niet helemaal eer aan doet. We rijden door een steppe achtig gebied, dat soms opeens alleen maar uit goudgele grassen bestaat, en dan weer uit wat meer groene lage begroeing met wat boompjes, Net stak er een hele kudde koeien over, gelukkig hadden we nog ruimte genoeg om te remmen. De meneer die net uit de Kimberly kwam waarschuwde ons om de ramen over 130 km goed gesloten te houden, er liggen kadavers van 2 koeien en 2 kamelen. Ze liggen er al een paar dagen, dus de stank blijkt daar ondraaglijk, laat staan de hoeveel heden vliegen. Een roofvogel in de lucht, road train met 4 aanhangers en Simple Minds met Belfast Child op 10, heerlijk ! Australie !! Broome nog 320 kilometer.
Op de camping, die er inderdaad groen uitziet, veel bomen, palmen, bloeiende bomen met lila of oranje bloemen, boab-bomen en zowaar mangobomen ! De aanblik op het water was jawdropping: Zo intens lichtblauw zie het alleen maar op foto’s. We zitten op de tweede rij vanaf het zeewater. Eerst het je wat platte rotsen, dan een opstaand randje waar de camping begint.
Het dorp zelf toont aangenaam: Ook weer ruim opgezet, veel groen maar behoorlijk rustig omdat het gros van de winkels gesloten is, ook noemen ze het nu zelf low season, omdat het al te warm is voor de bezoekers. Rond 16.00 h zijn we hier boven op de rand bij de zee gaan zitten lezen. Alhoewel zee..... waar was die gebleven in drie uurtjes tijd ? Ook weer een héél eind verderop, ook weer een enorm getijdeverschil. Terwijl we er zaten zag je de zee steeds verder terugtrekken, zandbanken in de verte ontstaan en geultjes leeglopen. Er gingen diverse mensen het natte zand op richting de waterlijn, hetgeen niet alleen een hele tippel is, je moet ook nog eens uitkijken voor ‘overstekende’ lawaaierige hoovercrafts. Tegen de tijd dat de zon bijna onder ging (tegen 18.00 h) zagen we heel in de verte (en met de verrekijker) delen van het vliegtuigwrak van het Nederlandse vliegtuig liggen dat tijdens de oorlog nog net op een zandbank had weten te landen, maar vervolgens door de Jappen als ‘sitting ducks’ werd afgeschoten.
Er lopen vreemde vogels rond, ze lijken op Gonzo van de Muppet Show, met dit treurige, naar beneden gekromde lange, zwarte snavel. Later hoorden we dat het verschillende soorten ibissen zijn. Ook de vogelgeluiden zelf zijn zo verschrikkelijk anders dan thuis, je waant je echt in de tropen, wat we eigenlijk ook al zijn natuurlijk.
Het water komt stil maar verradelijk snel opzetten. Het zijn onopvallende, kleine, bijna nietszeggende golfjes die aanspoelen, maar na 5 minuten komt een grote steen, die ik in de gaten hield, al niet meer boven het water uit. Met het toenemen van het waterniveau neemt ook de onwaarschijnlijke, melk-achtige lichtblauwe kleur van de zee toe. Banen die eerst nog donkerblauw zijn omdat ze dieper zijn dan de omliggende zandbanken, veranderen ook al gauw in die lichtblauwe kleur. Het lijkt wel op Lake Louise met z’n gletsjermineralen-rijke water. Zelfs de kleine propellervliegtuigjes die overkomen, kleuren fél lichtblauw aan de onderkant, alvorens weer gewoon wit te worden zodra ze boven land komen. Zelf staan we nu aan de waterkant met onze tent. Onder een echte kokosnotenpalm (de redneck naast ons had er net een paar geoogst dus we dronken vers kokossap met een rietje zó uit de noot) en bloeiende planten aan beide kanten en een ongelooflijk uitzicht op zee. Om 12.00 h was het water op z’n hoogst, het komt hier echt tot tegen de voet van de rand.
We hebbenhet oorlogsmonument bezocht dat is opgericht voor de Nederlanders die hier om het leven kwamen door de Japanse bombardementen toen ze vluchtten vanuit Indonesië. Ik had hiervan al een foto toegezonden gekregen van Willy, omdat hier zijn oma en twee ooms bij omgekomen waren en zij worden ook alle drie op deze plaquette genoemd. Maar nu stond ik er zelf bij en dat was toch wel heel bijzonder. We zijn ook naar Gantheaume Point gegaan, waar je dinosaurus-footprints moet kunnen zien. Nou, al wat je ziet zijn fantastisch mooi rood, oranje en geel gekleurde en gelaagde rotsen, met een hele hoop ongeorganiseerde zwarte rotseen daar beneden. De rotsen op zich zijn al een bezoek waar, maar dino-footprints, daar moet je een prof voor zijn om die van deze wirwar van zwarte rotsen met potholes in alle soorte en maten te kunnen onderscheiden. We zijn wel helemaal naar beneden geklauterd, tot over glibberige zwarte rotsen, hebben mooie, voornamelijk blauw gekleurde krabben gezien en groen en oranje begroeiing op de rotsen. Kleine poeltjes met parende krabben die rap hun libido verloren toen ze merkten dat ze werden bekeken.
We hebben ook een soort culturel rondje gemaakt, eerst naar Short Street Galery, die vooral heel erg moderne (of wellicht heel erg kinderlijke) Aboriginal kunst in huis had. Niet echt het idee dat daar iemand heel serieus mee bezig was geweest, het leek op kindertekeningen.
Ernaast ligt Gecko Galeries, en daar werden we wél weer heel gelukkig van. Er waren diverse schilderijen van Gibudggi (Damien Lauford) die heel knallende achtergrondkleuren gebruikt met heel strakke, moderne gebogen lijnen die heel stylistisch figuren aangeeft maar ook dieren. Werkelijk ontzéttend mooi. Echt zo van oude thema’s in een moderne setting. Nou, daar zou ik nou graag willen shoppen. Ook had hij een prachtig schilderij gemaakt van twee tegenover elkaar liggende schildpadden, indigo blauw en super mooi geschilderd ! Er hing ook een schilderij van een kunstenaar Buck (we hebben zijn achtgergrond gegevens meegekregen) dat 7 lizzards toonde, die rond een cirkel eieren liggen. Hun staarten waren in elkaar verweven terwijl ze allemaal een andere kant opkruipen. Ze stellen de zeven stammen in de omgeving van Broome voor, diie elk hun eigen kant opgaan maar toch nog ineengestrengeld blijven door middel van hun geschiedenis. Vaag op de achtergrond waren handafdrukken te zien, zoals ze bij rockart te zien zijn. Hij was ZO mooi, maar ja, zo iets groots past bij ons niet op de wand. De muziek die ze daar speelden vonden we ook heel mooi en de betreffende CD (het bleek weer David Hudson te zijjn, we hebben al een CD van hem gekocht in het Karijini visitor Centre) hebben we wél meteen gekocht.
Om 7 uur zijn we vertrokken, gepakt en voorzien van voldoende water en ander drinkbaar spul. Het landschap buiten Broome is erg groen met veel bezemsteelbomen. De wokjes die er vanochtend waren, lossen heel snel op. Er zijn amper tegenliggers. Net voorbij Logue River (alleen maar een droge bedding) staat een enorme boab boom langs de weg met diverse vogelnestjes en een aantal ronde, grote noten. Een paar lagen gebroken op de grond, het vruchtvlees leek te zijn weggegeten, de dunne schillen waren alles wat over was gebleven, heel licht van gewicht. Deze moet wel honderd jaar oud zijn, zo groot en dik. Daarna zagen we hele grasvelden met wel duizenden puntige, geelachtige lemen termieten heuveltjes als zerkjes in het landschap stonden. Ze waren niet rond zoals de hoge, bijna symetrisch ronde rode termietenheuvels bij de Cape range, eerder leken het grote bladzijdes die rechtop stonden. Vijf grote roofvogels zitten op een roadkill midden op de weg, gelukkig slaan ze hun grote vlerken op tijd op en verspreiden zich laag over de weg. De weg is verder vlak met af en toe een glooiing. In het stroomgebied van de Fitzroy River (nog vóór het Willare Bridge Roadhouse) rijden we een hele tijd over een dijkje, er staat veel water in de diverse kreken en we passeren veel smalle bruggen. Verder is het een vlakte met koeien die bij de verschillende drinkpoelen staan.
Bij Willare Roadhouse, aangekomen, 170 kilometer vanaf Broome, de schrik van elke reiziger: Beide pompen voor unleaded zijn out of order, alleen de dieselpomp doet het nog. De beide eigenaars staan wat sip te kijken achter de counter, eventueel kunnen we, indien nodig, 80 extra kilometers rijden om te tanken in Derby. Eerst maar eens koffie met een toast gebakken ei met bacon, aangevuld met een onchtendbabbel-televisie-programma. Een roadtrain met drie trailers (a 2 verdiepingen) vol met koeien rijdt het terrein af. Een monteur is druk bezig met de electramotoren van de benzinepompen. Volgens de monteur ging het meer lukken vandaag. In de auto hebben we de benzinestand en de komende kilometers doorgenomen: We hadden net getankt in Broome de komende 216 kilometer naar Fitzsroy Crossing gaan we dus halen. Het landschap is groener dan verwacht, af en toe hele graslanden of stukken eucalyptusbos. Regelmatig zien we boabs, ook veel jonkies die erg dapper hun best lijken te doen om ook zo dik te worden als hun grote broers, en dan met die dunnen stengels die de lucht in steken. Het is bijna aandoenlijk. Wel krijgen de boabs die hier staan steeds meer groene blaadjes, die bij Broome waren nog zo kaal. De weg slingert als een lint dat gedrapeerd is over glooingen in het landschap. Tegenliggers zijn zeldzaam.
Opeens zien we drie kolossale zwarte rookkolommen aan de horizon, zouden dat wildfires zijn? De linkerkant van de weg raakt helemaal zwartgeblakert, op diverse plaatsen zien we nu zwarte rookkolommen hoog en smal heel hoog de lucht in trekken. Duizenden kleinde rode termietenheuveltjes zijn nu zichtbaar geworden op de zwarte grond. Aan de rechterkant van de weg, tussen het hoge gele gras, zijn ze amper zichtbaar. Soms is er zo’n grote zwarte rookkolom redelijk dichtbij en zie je de heftigheid van de draaiingen. Al met al heeft dit verbrande gebied zo’n 10 kilometer geduurd, en in de verte zien we nog hele gebieden met grote zwarte rookwolken.
Halls Creek. We zijn eerst het dorp even ingelopen Het mag dan zo dapper op de wegenkaart staan maar meer dan een dorp waar toevallig de Great Northern Highway doorheen loopt (het dorp is er zelfs voor verplaatst, om aan de weg te komen liggen) met een paar zijstraten is het niet. Er worden een paar metaal-skelet-woningen gebouwd, de straten zijn amper onderhouden en stoffig, de Aboriginalbevolking sloft wat rond of zit in groepen in de schaduw of bij het dorpshuis en er toornen wat wannabee-onweerswolken boven de omgeving uit. Absoluut geen bruis. Daarna gingen we met onze budgetprijs kamer toch maar even gebruik maken van het zwembad en echt, het is pisbakkenlauw water. Eerst even op de knop voor de ‘spa’ gedrukt, héérlijk even een bubbelbad. En toen die uitbegruisd was, was er een meneer zo vriendelijk om direct weer even op de knop te drukken. Zalig. Lekker wat (kleine) baantjes getrokken met uitzicht op een enorme vertikale wolk met tegenlicht, waardoor de structuur prachtig te zien was en er een ontzettend mooie stralenkrans door de ondergaande zon werd geproduceerd. Zie ons nu eens gaan, met onze budgetroom ! Tijdens het douchen klonk Carlos Lebedinsky door onze kamer: De Ipod zond via de Itrip uit op de kamerradio! Wauw, Afdeling Techniek had het weer helemaal voor elkaar: Tango dansen in Halls Creek, ik bedoel maar, wie doet ons dat na ? Wauw ! We ‘mochten’ van onszelf vanavond gaan ‘fine dining’-en hier in het restaurant. Er staan tafeltjes gegroepeerd rond het zwembad, de temperatuur is er ook naar, en in het verte zagen we toch regelmatig onweer oplichten. Is het een paar wolken tóch gelukt om uit te groeien tot een echte onweerswolk, daar zag het op het einde van de middag niet meer naar uit. Paul nam de vis van de dag, ik ging voor de baramundi. We hebben er een fles Houghton White Burgundy 2004 bij genomen: Een heel smaakvolle wijn die nog zo jong is, veel passievrucht. Erg lekker.
's Morgens zijn we eerst naar het telecentre gegaan, dat niet alleen een paar computers heeft staan om te internetten, maar het is tevens de plaatselijke bieb en er wordt TV gekeken. Er moest weer even gebeld worden dat ‘these people are here again’ en dat Paul de en kabel uit een apparaat mocht trekken om die in Gandalf te doen. Op de andere drie computers werd er driftig Patience gespeeld dor Aboriginal vrouwen. Er werd door het meisje een andere aftandse burostoel geregeld (meer kon ze niet begaan) maar een van de vrouwen stuurde haar kleine kinderen van een stoel en die werd mij aangeboden. We hebbensamen de e-mailtjes doorgenomen en daarna nam ik mijn leesboek mee naar buiten om op een bankje in de schaduw, bij de ingang, te gaan lezen terwijl Paul de website zou uploaden. Ik heb daar een tijd zitten lezen, regelmatig kijkend naar de Aboriginalmensen die in en uit liepen, post opgehaald bleken te hebben en die op het bankje tegenover mij openmaakten. De meesten negeerden mij straal, een enkeling groette goedenmorgen. Twee mannen en een vrouw wilden bij mij op het bankje zitten, er moest worden ingedikt, waardoor wat hilariteit ontstond en er even oogcontact. De vrouw besloot alsnog te blijven staan. Opeens keek mijn buurman naar een schildering in m’n boek en keek nog eens. Ik wees ‘m op de schildering, op de uitleg en op de kaft. Of ik even wilde bladeren. Toen zag ‘ie de foto van Nancy Tax en hij begon opgewonden en druk naar het boek gebarend in z’n eigen taal tegen de anderen te praten, meteen kwam iedereen om me heen staan, druk gebarend en pratend en wijzend. Dus ik liet nog meer schilderingen zien maar ze wilden de foto zien. Ze kenden de vrouw! Wauw ! Het boek is ook van deze omgeving natuurlijk, maar dat ze mensen in het boek kennen! Bij de foto van Milyika Napaltjarri bleek dat haar dochter voor me stond! En die riep haar dochter er weer bij. Ik hield de losse foto naar haar toe, ze nam ‘ m aan, kuste de foto en drukte die met tranen in haar ogen tegen de borst. Ik zei dat ze de foto wel mocht houden, maar na een tijdje kwam ze ‘m toch weer terug brengen. Opeens stond er een bolle man naast me en hij blijkt de zoon van Nancy Tax te zijn, ook de verdere foto’s van Nancy en haar man, die in het boek staan, bevestigede hij als ‘mum and dad’. Bij de route kaart van de Canning Stock Route vroeg ‘ie waar Well 33 was. Ik noemde de naam van de well, die hij natuurlijk veel vloeiender uitsprak, en hij zei: Mu mothers land’. De verdere foto’s en schilderingen in het boek bleken bij de groep een feest van herkenning te zijn. Diverse opmerkingen als ‘famous artist’, ‘she passed away last summer’ en ‘lives in Darwin / Kathering now’ vulden het boek ongelooflijk fijn aan. Inmiddels was er een mevrouw in ook een roze shirtje naast me komen zitten en ze zat echt tegen me aan, dat gaf zo’n broederlijk (in dit geval zusterlijk) gevoel. Haar donkere huid tegen mijn blanke velletje, het had iets speciaals. Bij de foto van Ningi Nangala zei de mevrouw, die weer naast háár zat, dat deze artist hier vanmiddag in het dorp zou komen.
's Middags om half drie gingen we lopend op weg naar het vliegveldje dat hier vlak achter ligt. Twee mensen liepen schuin met ons op, groetten en zeiden: From the book. Inderdaad, toen herkende ik ze ook en de oudere mevrouw kwam vanuit een groep aan de overkant al op ons aflopen. De andere vrouwen van vanochtend herkende ik toen ook en er werd over en weer gezwaaid. Aangekomen op ‘the international airport’ van Halls Creek (een kleine overdekte betonplaat met een houten bank aan weerszijden en het bonken van de mango’s op het golfplaten dak bij elke windvlaag) raakten we leuk in gesprek met de Aboriginals die daar zaten. Holland was koud, dat wisten ze. Met Jonathan, de piloot van North West Regional, moesten we nog wat papierwerk doornemen (waaronder ons gewicht) en hij toonde ons een kaart met de geplande route plus waar die route ons overal zou brengen. We zouden eerst naar het noorden vliegen, naar Purnululu en vanaf daar naar de Wolf krater. De achterblijvende mensen wensten ons diverse malen een good trip, heel hartelijk allemaal. Toen we opstegen, stond een van de mannen uitgebreid te zwaaien voor de ‘terminal’, gaaf !
Vanuit de lucht is het regengordijn met het zonlicht als tegenlicht te zien. Een hele sluier van vallend water en bijna lijkt het land wel terug te wazemen. Rechts van ons ligt Alice Downs cattlestations, rechts liggen de ongelooflijk mooi gebogen lijnen van Circular Mouts. Ze staan niet op onze kaart aangegeven maar je ziet een aantal ronde parallelle lijnen in het landschap, die zijn ook alleen maar vanaf boven te zien denk ik. Het blijkt een enorme bol magma geweest te zijn met verschilllende gesteentes, die op weg naar het aardoppervlak is blijven steken. Vervolgens volgden de eeuwen van afzettingen en vervolgens erosie en nu staan dus de sterkere lagen als gebogen heuvellijnen in het landschap, terwijl de tussengelegen zachtere gesteentes zijn weggeerodeerd. Een heel vreemd gezicht zo vanuit de lucht al die ronde lijnen in een landschap met lange, recht, gestrekte lijnen. We passeren de Ord River, die hier een hele brede en droge rivierbedding blijkt te zijn. In de verte doemt een rotswand voor ons op, dat is Purnululu! Hier boven blijkt Purnululu één grote ingesneden hoogvlakte te zijn. Aan de oostkant blijken de beehaves te staan. Het hele gebied strekt zich in oostelijke richting uit, terwijl het in het westen abrupt eindigt in een vertikale drop-off. In de gorges zien we iets van water en de palmen die op de klippen staan. Bovenop de hoogvlakte staan scherpe graten in het lage zonlicht. Twee miljoen jaar van erosie hier onder ons! Vervolgens vlogen we met 300 kilometer per uur verder in zuidelijke richting. Om 16.45 h kwam de krater in beeld. De eerste cirkel ging rond de krater bij de lus van het parkeerterrein (waar 1 wit Britz busje dapper in z’n eentje stond, en waarvan de eigenaren zich waarschijnlijk rot ergerden aan dat nare bromvliegje in de lucht en dat kan ik me ook wel weer voorstelen) gingen we superschuin de diepte in, om daarna over de rand heen te vliegen, hetgeen een goede kijk in de begroeiing binnenin gaf. Vervolgens doken we weer superschuin naar beneden boven het parkeerterrein (ik kon vanuit m’n zijraampje RECHT naar beneden kijken, WAUW!) Het derde rondje ging laag over de krater, waardoor we de zoutaanslag tussen het groen konden zien en we konden zelfs wat water zien staan. Toen werd het weer tijd om omhoog te klimmen en ook hier heb ik weer diverse malen achteruit gekeken, een enorme meteorietkrater (de tweede grootste ter wereld) van slechts 300.000 jaar jong, het was FANTASTISCH!
Na een hartelijk afscheid van Jonathan liepen we weer langs twee grote groepen aboriginals. En inderdaad, dat werd weer hele gesprekken: How was your flight? Where have you been? Er bleken twee zussen (met een dochter erbij) te staan wiens moeder ook in het boek staat. Alleen ze hadden het over een Lucy en een helicopterverhaal. Fluisterend werd me toegesproken, dat ‘she passed away’. Inderdaad, de namen van de overlevenden mogen de eerste tijd niet worden uitgesproken. Bijzonder dat ze het toch deed. De oudere mevrouw sloeg meteen weer een arm om me heen, vele mensen wilden weten waar we vandaan komen, Een van de zussen vroeg of we paintings willen zien. Hun moeder heeft in Nederland geexposeerd en zij en haar echtgenoot waren de eerste Aboriginals die sneeuw hadden gezien. Het kostte enige moeite om onszelf vrij te kletsen en door te kunnen lopen naar het motel. My god, nu eerst even het zwembad in en deze heel intensieve en warme dag van ons afspoelen en even op adem komen.
Op weg naar Kununura stopten we bij bij Warum / Turkey Creek Roadhouse, een herkenbaar stoffige setting met Aboriginal tekeningen op de pompen en op de stenen langs de rijbaan. Vervolgens zijn we naar de Warum Art Gallery (www.warmunart.com) gegaan. Het viel ons op, dat stukken díe we mooi vonden, vaak gemaakt waren door Mabel Juli. Niet dat de stijl veel afweek alswel dat de positionering van items binnen het schilderij mooi waren. Eén schilderij dat aan de muur hing, was erg groot en begon ik stteds mooier te vinden: Groot rood-bruin met rechts naast het midden een vertikale hobbelige en versierde lijn met weer de maan on top. Maar Mabel staat vrij voorraan op het diagram van canvassizes & prices dus die liep al in de AUD5.000,00 terwijl een ander stuk wat we mooi vonden al AUD 4.000,00 was. Helaas, erg mooi maar voor ons werd het wat onbetaalbaar. En daarnaast zijn onze muren thuis niet enorm groot! We hoorden dat Mabel Juli vanaf half november tot 8 december (met de mogelijkheid dat het verlengd wordt omdat galleries richting kerstmis meestal hun collecitie niet vervangen) een expositie houdt in Sydney. Daar zullen dan heel veel grote schilderijen van haar hanbgen. In ieder geval leuk om te weten. Het wordt dan gehouden in Vasili Kaliman Gallery in Paddington.
Na de kruising naar Kununura duik je opeens een groene oase in en kruis je de Duncan River. Hier is inderdaad het tuinbouw gebied dat bevloeid wordt door het Lake Argyle, het grootste stuwmeer van Australie. Boerderijen, palmen en mangobomen. We hadden gelezen over Zebra Rock art gallery, dat een paar kilometer vanaf de weg ligt, dus daar maakten we een stop. Bij het uitstappen merkten we het direct: Een zware, klamme warmte met hoge onweerswolken boven onze hoofden, tropische vogelgeluiden en mangobomen rondom. Een pauw probeerde te imponeren en we kregen een hartelijk welkom met uitleg over de twee soorten gesteenten die hier om nog steeds onverklaarbare redenen door elkaar heen liggen, het Primordial gesteente, dat 1,2 miljard jaar oud is en het Zebra gesteente, dat 0,6 miljard jaar jong is. ze maakten ook smoothies daar en we bestelden een mango-smoothie die meteen onze lunch werd: Super dik, super koud en niet zoet, heerlijk. Ondertussen begon het te regenen terwijl de zon bleef schijnen. Zodra de regen stopte klonken er oorverdovende krekelkoren. We hebben gekeken bij de werkplaats en bij de onafgemaakte stukken die je zelf kunt polijsten. Daarna terug naar het winkeltje en een krokodil van Primordial gesteente en een hanger van Zebra Rock gekocht. Mooi hoor!
In de verte was het enorm donker geworden en de lichtflitsen van het ontweer waren al duidelijk te zien (en te horen!) Een schuine lijn over de weg gaf aan waar het net geregend had en waar net niet. Maar in het stadje aangekomen begon het fors te regenen. De meiden van het Visitor Center vlógen naar het raam; It’s raining! Ze waren helemaal blij, eindelijk regen! Dat hadden ze in 6 maanden niet gehad. Nadat we onze intrek in Kununura Backpackers hadden genomen (een rommelig en niet schoon zootje) zijn we naar een meer aan de zuidkant van het dorp gereden. Daar raakten we in gesprek met drie met lijnen vissende Aboriginal vrouwen, Margret, Mary en Jenifer. Ze vertelden dat toeristen meer contact met hen zoeken dan de locals zelf. Dat ze het wel begrepen dat de blanken hier gekomen zijn en daar ook niet boos over waren, dat ze daardoor Engels konden spreken en op school hebben gezeten. Maar toch, ze zitten hier wel als tweede rangs burgers en dan is de berusting zo opvallend. De Old Darwin Road gaat aan de andere kant van het water verder, die lag hier al voordat dit stuwmeer er kwam. Ook de bomen die hun kale takken ten hemel heffen, stonden hier al. Het is een dramatisch gezicht. De vrouwen wezen ons op de twee krokodillen, die alleen met ogen en neus uit het water staken. Onze eerste croc-sighting. Brrrrr ! Ze vingen kleine catfish (meervalletjes) die op elke drie vinnen gemene punten hebben die langdurige ontstekingen kunnen veroorzaken. Dit was ook weer een bijzonder gesprek. We mochten een paar foto’s maken, waarvan we de nabestellingen zullen opsturen.
Wordt vervolgd in The Northern Territory
Klik hier naar onze Australië voorbereidingen pagina
-